Wil je op de hoogte blijven van alle updates rondom het pensioenakkoord?
Vul je e-mailadres in en je ontvangt bericht zodra er belangrijke ontwikkelingen zijn.
Uitwerking Pensioenakkoord
Het kabinet heeft samen met sociale partners het pensioenakkoord afgerond in juni 2020. Op deze site lees je de belangrijkste uitwerkingen van de gemaakte afspraken uit het pensioenakkoord. De gemaakte afspraken in het pensioenakkoord zijn onder andere:
- Een beter nabestaandenpensioen. Dit wordt geregeld in de Wet toekomst pensioenen.
- Een pensioenstelsel dat beter aansluit op de arbeidsmarkt en op de ontwikkelingen in de maatschappij. Dit wordt geregeld in de Wet toekomst pensioenen.
- Een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd. Dit is geregeld in de Wet temporisering AOW-leeftijd.
- Eenmalige afkoop van maximaal 10%. Dit wordt geregeld in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen.
- Betere pensioenafspraken voor vervroegd stoppen met werken voor mensen met zware beroepen. Dit is geregeld in de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen en in sommige cao’s.
- Een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. In 2023 wil het kabinet dit wetsvoorstel verder uitwerken. De verplichtstelling gaat op zijn vroegst in tussen 2027 en 2029.
Wet toekomst pensioenen
Het nieuwe pensioenstelsel komt eraan. Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen is inmiddels ingediend bij de Tweede Kamer door de minister van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. De Memorie van Toelichting bestaat uit ruim 300 pagina’s. We hebben de relevante onderdelen samengevat, zodat je je op tijd kunt voorbereiden. Dit is nodig ook, gelet op de complexiteit van de wetgeving en door alle wijzigingen.
Het nieuwe pensioenstelsel gaat iedereen raken die inhoudelijk klantcontact heeft over ‘de oudedag’, maar vooral de adviseur Wft Vermogen, Wft Pensioen en Wft Hypothecair Krediet door de volgende punten:
- Wijzigingen in de pensioencontracten, waaronder de nieuw solidaire premieregeling.
- Belangrijke wijzigingen in de tweede en derde pijler voor opbouw van vermogen.
- Het partnerpensioen voor de pensioendatum wijzigt, wat gevolgen heeft voor het life-event overlijden.
- Vele andere wijzigingen op pensioengebied, zoals aankomende afschaffing van FOR en een eenmalige afkoopmogelijkheid van 10% van het ouderdomspensioen vanaf 1 juli 2023.
Doelen nieuw pensioenstelsel
Wijzigingen
Het pensioenstelsel wordt vernieuwd. Onder andere de volgende onderdelen wijzigen door de Wet toekomst pensioenen:
- Het nabestaandenpensioen wordt gestandaardiseerd.
- Het kabinet gaat nieuwe regels uitproberen voor de pensioenopbouw voor zelfstandigen.
- De wachttijd wordt korter voor uitzendkrachten bij deelname aan een pensioenregeling.
Doelen wetswijziging
De wetswijziging heeft de volgende doelen:
- eerder kans op verhoging van de pensioenuitkering;
- een uitlegbaar en persoonlijk pensioenstelsel; en
- een pensioenstel dat beter aansluit bij de samenleving en de arbeidsmarkt.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Behouden onderdelen uit huidig pensioenstelsel
De volgende onderdelen blijven behouden in het nieuwe pensioenstelsel:
- Iedere deelnemer kan 75% van het gemiddelde loon aan pensioen opbouwen in 40 jaren of 80% in 42 jaren.
- Deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds of beroepspensioenregeling kan nog steeds worden verplicht.
- De volgende pensioenen blijven bestaan:
- levenslang ouderdomspensioen;
- tijdelijk en levenslang partnerpensioen en wezenpensioen;
- arbeidsongeschiktheidspensioen;
- premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid bij de drie eerder genoemde pensioenen; en
- nettopensioen.
Nieuw pensioenstelsel
Het nieuwe pensioenstelsel bestaat uit de volgende onderdelen:
- Iedere pensioenregeling wordt een premieregeling. Een deelnemer krijgt een premie toegezegd in zijn arbeidsvoorwaarden door de werkgever.
- De premie wordt niet-leeftijdsafhankelijk en de doorsneepremie wordt afgeschaft. Dit maakt oudere werknemers aantrekkelijker op de arbeidsmarkt en jongere werknemers kunnen meer pensioen opbouwen.
- De fiscale behandeling van de tweede pijler en de derde pijler wordt zoveel mogelijk gelijk aan elkaar. Het fiscale kader blijft zo veel mogelijk hetzelfde de komende jaren als het nieuwe fiscale kader in is gegaan.
- Deelnemers krijgen extra fiscale ruimte tot 2037. Dit geldt alleen voor deelnemers die erop achteruitgaan door het nieuwe pensioenstelsel.
- De hoogte van het levenslange ouderdomspensioen is vooral afhankelijk van:
- de hoogte van de premie-inleg;
- het beleggingsbeleid;
- de behaalde rendementen;
- de levensverwachting; en
- de rentestand.
Praktische tip
Begint een jonge deelnemer met pensioenopbouw volgens de premieregeling in het nieuwe pensioenstelsel met een niet-leeftijdsafhankelijke premie? Dan kan de ingelegde premie over een lange periode rendement maken. De verwachting is dat de uiteindelijke pensioenuitkering hierdoor hoger wordt vergeleken met de huidige premieregelingen. De verwachte pensioenuitkeringen voor toekomstige generaties zullen wel lager uitvallen vergeleken met de huidige uitkeringsovereenkomsten.
Pensioencontracten
In het nieuwe pensioenstelsel bestaan nog drie soorten pensioencontracten.
Het gaat om de volgende pensioencontracten waaruit gekozen kan worden:
- Solidaire premieregeling
Dit is een nieuwe premieregeling in het nieuwe pensioenstelsel. - Flexibele premieregeling
Dit is grotendeels vergelijkbaar met de bestaande zuivere premieovereenkomst. - Premie-uitkeringsovereenkomst
Dit is grotendeels vergelijkbaar met de bestaande premie-overeenkomst, waarbij de premies direct worden omgezet in een aanspraak op een uitkering.
Alle pensioenuitvoerders kunnen de eerste twee pensioencontracten uitvoeren. Alleen verzekeraars kunnen het laatste pensioencontract uitvoeren, omdat dit contract een pensioen verzekert. De huidige uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten zijn niet meer mogelijk onder de Wet toekomst pensioenen.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Overzicht verschillende kenmerken pensioencontracten
Kenmerken | Solidaire premieregeling | Flexibele premieregeling | Premie-uitkeringsovereenkomst |
---|---|---|---|
Regeling | Premieregeling. | Premieregeling. | Premieregeling. |
Beleggingsbeleid | Een collectief beleggingsbeleid met indeling van leeftijdsgroepen met mogelijk afwijkende risicohouding en vooraf vastgestelde verdeelregels voor deelnemers en pensioengerechtigden. Geen keuzevrijheid in beleggingsprofiel per deelnemer. | Beleggingsmix per leeftijdsgroep. Beleggingsbeleid op basis van lifecycle. Mogelijk keuzevrijheid in beleggingsprofiel per deelnemer. | Beleggingsmix per leeftijdsgroep. Beleggingsbeleid op basis van lifecycle. Mogelijk keuzevrijheid in beleggingsprofiel per deelnemer. |
Opgebouwde aanspraken overhevelen in het kader van shoprecht | Geen shoprecht, ondanks de variabele pensioenuitkering. | Beperkt shoprecht. | Alleen mogelijk voor zover de keuze voor een vaste uitkering nog niet gemaakt is. |
Opbouwfase en uitkeringsfase | De opbouwfase en uitkeringsfase zijn niet langer gescheiden. | De opbouwfase en uitkeringsfase zijn gescheiden van elkaar. | De opbouwfase en uitkeringsfase zijn gescheiden van elkaar met de mogelijkheid vanaf 15 jaar voor de AOW-leeftijd in de opbouwfase om een vaste pensioenuitkering aan te kopen. |
Pensioenuitkering | Variabele pensioenuitkering. | Keuze voor variabele of vaste pensioenuitkering, waarbij vast de standaard is. Kiest een deelnemer voor de variabele pensioenuitkering? Dan mag de deelnemer doorbeleggen na pensionering.
|
Keuze voor variabele of vaste pensioenuitkering. Vanaf 15 jaar voor de AOW-leeftijd is het mogelijk om een vastgestelde uitkering aan te kopen. Het is ook mogelijk om de uitkering gedeeltelijk vast te zetten op de pensioeningangsdatum. |
Opvangen financiële meevallers en tegenvallers in beleggingen en levensverwachting | Financiële meevallers en tegenvallers worden gedempt door de leeftijdsafhankelijke risicotoedeling en de verplichte solidariteitsreserve. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de rest van de tegenvallers en meevallers in de uitkeringsfase over maximaal 10 jaar te spreiden. |
Financiële meevallers en tegenvallers worden gedempt door de leeftijdsafhankelijke beleggingen en de mogelijke risicodelingsreserve. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de rest van de tegenvallers en meevallers in de uitkeringsfase over maximaal 10 jaar te spreiden. | Financiële meevallers en tegenvallers worden gedempt door 15 jaar voor de AOW-leeftijd of later te beginnen met het aankopen van vaste uitkeringen. Er is geen mogelijkheid voor een risicodelingsreserve of solidariteitsreserve. |
Praktische tip
Een pensioenuitvoerder mag de leeftijdsgroep met jongeren blootstellen aan meer dan 100% van het beleggingsrisico. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
- Een pensioenuitvoerder moet deze keuze onderbouwen.
- Een pensioenuitvoerder moet regels opstellen om te voorkomen dat de persoonlijke pensioenvermogens negatief worden.
Ontvangt een pensioengerechtigde een pensioenuitkering en besluiten sociale partners om over te stappen naar de flexibele premieregeling? Dan krijgt de pensioengerechtigde de keuze om te kiezen voor een vaste of variabele pensioenuitkering. Biedt een pensioenfonds alleen een vaste of alleen een variabele pensioenuitkering aan? Dan heeft de pensioengerechtigde shoprecht.
Klik hier voor meer informatie over de verschillen tussen de solidaire premieregeling en de flexibele premieregeling. Klik hier voor een factsheet van de verschillen.
Risicohouding en reserves
Pensioenuitvoerders moeten de risicohouding van deelnemers per leeftijdsgroep duidelijk maken in het nieuwe pensioencontract. De financiële resultaten in de solidaire premieregeling moeten namelijk worden verdeeld over de verschillende leeftijdsgroepen, volgens de risicohouding van de deelnemers. Met de verwachte beleggingsresultaten kan de pensioenuitvoerder beoordelen of deze resultaten gelijk zijn met de risicohouding van deze deelnemers.
Risicohouding
Voor het duidelijk maken van de risicohouding gelden de volgende regels:
- Een pensioenuitvoerder moet minimaal 1 keer per 5 jaar onderzoek doen naar de risicohouding. Klopt de risicohouding niet vergeleken met de eerdere risicohouding? Dan past de pensioenuitvoerder de risicohouding aan.
- Een pensioenuitvoerder moet ieder jaar toetsen of het beleggingsbeleid en de verdeelregels nog steeds passen bij de risicohouding. Past dit beleggingsbeleid en de verdeelregels niet meer bij de risicohouding? Dan moet de pensioenuitvoerder aanpassingen doen in het beleggingsbeleid of de verdeelregels.
- Een pensioenuitvoerder kan alleen één risicohouding voor alle deelnemers duidelijk maken bij uitkeringsregelingen die niet overgaan naar het nieuwe pensioenstelsel en voor vaste uitkeringen bij pensioenfondsen.
- Een pensioenuitvoerder legt de risicohouding vast in twee maatstaven. Namelijk van de pensioenuitkering in een pessimistisch scenario en in een verwacht scenario. Deze maatstaven gelden voor de opbouwfase en voor de uitkeringsfase. Tot slot geldt een langetermijnrisicomaatstaf om hierdoor de nadelen op de lange termijn in te kunnen zien. Deze extra maatstaf geldt alleen voor de uitkeringsfase.
- Ook in de uitkeringsfase moet een pensioenuitvoerder rekening houden met de risicohouding van de deelnemer.
- Verzekeraars en premiepensioeninstellingen (PPI’s) kunnen op productniveau een risicohouding per leeftijdsgroep vaststellen en het onderzoek voor het strategisch beleggingsbeleid op productniveau uitvoeren. Dit is de prudent-person-regel.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Solidariteitsreserve
De collectieve solidariteitsreserve is maximaal 15% van het totale fondsvermogen bij een pensioenuitvoerder. Het meetmoment is op 31 december van ieder jaar. De solidariteitsreserve mag nooit negatief worden. De solidariteitsreserve kan ingezet worden voor de volgende doelen:
- de risicodeling tussen generaties;
- de hoogte van de pensioenuitkering stabiliseren; en
- het delen van het macro-langlevenrisico of het inflatierisico.
De afspraken over de solidariteitsreserve staan vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst en in het pensioenreglement. De afspraken gaan in ieder geval over onderstaande onderdelen:
- De manier waarop de solidariteitsreserve wordt gevuld.
- De manier waarop de solidariteitsreserve pensioenvermogens aanvult.
- De manier waarop de solidariteitsreserve deelt in de risico’s en rendementen.
- De gewenste en maximale grootte van de solidariteitsreserve.
- Het beleid bij een lege of volle solidariteitsreserve.
- De manier waarop de solidariteitsreserve zorgt voor stabiele pensioenen en de risico’s deelt tussen generaties.

De collectieve solidariteitsreserve is een deel van het pensioenvermogen van een pensioenuitvoerder en is bedoeld om de individuele pensioenvermogens en uitkeringen aan te vullen en om risico’s gezamenlijk te delen.
Risicodelingsreserve
De risicodelingsreserve geldt voor de flexibele premieregeling. De risicodelingsreserve is vergelijkbaar met de solidariteitsreserve. De volgende verschillen gelden:
- De risicodelingsreserve mag alleen met de premie worden gevuld.
- Sociale partners of de werkgever moeten aangeven wat zij willen bereiken met de risicodelingsreserve en wat de grootte is.
- Ook moeten zij aangeven hoe de risicodelingsreserve werkt bij een vastgestelde uitkering of bij gebruikmaken van het shoprecht.
Praktische tip
Een deelnemer mag maximaal 10% van de premie beleggen in de solidariteitsreserve. Een deelnemer belegt dus minimaal 90% in zijn persoonlijk pensioenvermogen. Ook mag een pensioenuitvoerder tot maximaal 10% van het overrendement toevoegen aan de solidariteitsreserve.
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Wil een deelnemer een individuele waardeoverdracht doen in het nieuwe pensioenstelsel of de waarde overdragen naar een andere pensioenuitvoerder in het kader van shoprecht? Dan krijgt de deelnemer geen deel van de solidariteitsreserve mee. Ook stort de ontvangende pensioenuitvoerder geen deel van het over te dragen vermogen in de solidariteitsreserve.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Waardeoverdracht en shoprecht
Bij de risicodelingsreserve gaat de waarde in de risicodelingsreserve bij individuele waardeoverdracht of bij gebruikmaking van het shoprecht ook niet mee naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Dit is in lijn met de regels voor waardeoverdrachten voor de solidariteitsreserve.
Bij collectieve waardeoverdracht zal de risicodelingsreserve wel meegaan naar een nieuwe pensioenuitvoerder, als collectief onderdeel van de pensioenregeling.

Shoprecht betekent dat een deelnemer recht heeft om een uitkering in te kopen met zijn pensioenkapitaal bij een andere pensioenuitvoerder dan waar hij het pensioenkapitaal op heeft gebouwd.
Waardeoverdracht en shoprecht
Bij de risicodelingsreserve gaat de waarde in de risicodelingsreserve bij individuele waardeoverdracht of bij gebruikmaking van het shoprecht ook niet mee naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Dit is in lijn met de regels voor waardeoverdrachten voor de solidariteitsreserve.
Bij collectieve waardeoverdracht zal de risicodelingsreserve wel meegaan naar een nieuwe pensioenuitvoerder, als collectief onderdeel van de pensioenregeling.

Shoprecht betekent dat een deelnemer recht heeft om een uitkering in te kopen met zijn pensioenkapitaal bij een andere pensioenuitvoerder dan waar hij het pensioenkapitaal op heeft gebouwd.
Overgangsrecht na 1 januari 2027
Heeft een pensioenuitvoerder nog een pensioenovereenkomst met een leeftijdsafhankelijke premie op 1 juli 2023? Dan geldt overgangsrecht over deze bestaande pensioenovereenkomst vanaf 1 januari 2027 voor bestaande deelnemers. Dit overgangsrecht geldt voor de volgende pensioenovereenkomsten:
- een premieregeling met een leeftijdsafhankelijke premie;
- een uitkeringsregeling met een leeftijdsafhankelijke premie uitgevoerd door een verzekeraar;
- een vrijwillige excedentregeling met een leeftijdsafhankelijke premie; en
- een risicoverzekering in de vorm van een nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen met een leeftijdsafhankelijke premie. Deze uitzondering geldt niet voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen.

Een vrijwillige excedentregeling is een pensioenregeling voor werknemers waarvan het jaarsalaris hoger is dan het maximum jaarsalaris in de pensioenregeling. Over dit hogere deel bouwt de werknemer pensioen op in een vrijwillige excedentregeling.
Praktische tip
Vraagt een deelnemer advies of wil hij begeleid worden bij de keuze om een opgebouwd pensioenkapitaal wel of niet over te dragen naar een andere pensioenuitvoerder? Neem dan de gevolgen voor de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve bij waardeoverdracht en de gevolgen voor wel of niet shoppen goed door met de klant.
Deelnemers mogen geen gebruik meer maken van het overgangsrecht voor bestaande pensioenovereenkomsten vanaf 1 juli 2023. Heeft een werkgever nu een pensioenregeling, waarbij de beschikbare premie niet stijgt door bijvoorbeeld een vlakke staffel? Dan kun je deze werkgever erop wijzen dat het overgangsrecht alleen blijft gelden als de werkgever uiterlijk op 31 december 2022 de pensioenregeling aangepast naar een staffel met een leeftijdsafhankelijke premie.
Wil de klant gebruikmaken van vrijwillige voortzetting van de huidige pensioenregeling? Onderzoek dan de gevolgen voor de klant bij het doorzetten, verlagen of stopzetten van de pensioenregeling. Sommige wijzigingen in de vrijwillig voortgezette pensioenregeling zijn namelijk mogelijk niet meer te herstellen, vooral als hiervoor gezondheidsvragen gesteld mogen worden.
Projectierendement
Alle pensioenuitvoerders moeten gebruikmaken van het projectierendement en de wettelijke parameters. De overheid bepaalt de parameters. DNB bepaalt de scenariosets.
Het projectierendement
Het projectierendement heeft vijf doelen. Voor de eerste vier doelen moet de pensioenuitvoerder gebruikmaken van de scenariosets vanuit DNB. Voor het laatste doel moet de pensioenuitvoerder gebruikmaken van een wettelijk maximaal projectierendement.
1. Communicatie
De pensioenuitvoerder berekent de toekomstige pensioenuitkering met het projectierendement in drie scenario’s:
- een pessimistisch scenario;
- een verwacht scenario; en
- een optimistisch scenario.
2. Fiscale premiegrens en tijdelijke extra fiscale ruimte
Iedere pensioenregeling krijgt hetzelfde fiscale kader. De maximale premie wordt 30% van de pensioengrondslag. Het doel hiervan is dat iedere deelnemer 75% aan pensioen kan opbouwen in 40 jaren of 80% in 42 jaren. Stapt een werkgever over naar het nieuwe pensioenstelsel? Dan geldt het nieuwe fiscale kader vanaf de overstap.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Het kabinet zet de premiegrens van 30% vast in de wet. Van 1 januari 2027 tot 1 januari 2037 wordt de premiegrens met 3%-punt verhoogd. De premiegrens is dan 33% van de pensioengrondslag om hiermee deelnemers te kunnen compenseren voor de toekomstige gemiste pensioenopbouw.
De premiegrens van 33% wijzigt alleen tijdens de compensatieperiode bij een wijziging in de scenariosets waardoor de premiegrens met meer dan 5%-punt zou wijzigen. Na 1 januari 2037 kan de premiegrens iedere 5 jaar wijzigen. Een wijziging moet 3 jaar van tevoren duidelijk zijn.
3. Balans doelstelling en premie
De sociale partners of een werkgever met alle werknemers samen maken een pensioendoelstelling. Met deze pensioendoelstelling berekent een pensioenuitvoerder de premie. Het doel van het nieuwe pensioenstelsel is dat iedere deelnemer een koopkrachtig pensioen ontvangt.
4. Toets risicohouding
Pensioenuitvoerders moeten de risicohouding van deelnemers per leeftijdsgroep duidelijk maken in het nieuwe pensioencontract.
5. Hoogte pensioen
De hoogte van het projectierendement bepaalt de hoogte van de pensioenuitkering. Een deelnemer mag zijn projectierendement kiezen binnen de wettelijke kaders. Is het projectierendement hoog? Dan begint de pensioenuitkering hoog, maar is de kans op financiële tegenvallers groter. Is het projectierendement laag? Dan begint de pensioenuitkering laag, maar is de kans op een financiële meevaller groter. Het projectierendement mag niet hoger zijn dan het wettelijk maximale projectierendement. Ook moet het projectierendement passen bij de risicohouding.

Het projectierendement is een rekenmethode in het nieuwe pensioenstelsel. Het projectierendement kan worden gebruikt bij het berekenen van de premie, de pensioenuitkering en in de communicatie over het verwachte pensioen.
Met aannames kunnen verschillende scenario’s doorgerekend worden. Deze scenariosets kunnen gebruikt worden om de hoogte van een pensioenuitkering te berekenen in een paar scenario’s.
Parameters zijn bepaalde meetwaarden. Parameters worden bijvoorbeeld gebruikt bij de berekening van de toekomstige verplichtingen voor pensioenfondsen.
Keuzemogelijkheden deelnemer
Een deelnemer heeft de volgende keuzemogelijkheden in het nieuwe pensioenstelsel:
- een lager of hoger projectierendement;
- bedrag ineens afkopen op pensioeningangsdatum;
- hoog-laagpensioen;
- laag-hoog pensioen;
- vervroegde pensioeningang;
- uitstel pensioeningang; of
- uitruil van partnerpensioen voor een hoger ouderdomspensioen.
Een deelnemer mag optie 2 niet combineren met optie 3 en optie 4.
Praktische tip
De meeste keuzemogelijkheden bestaan nu al. Bijvoorbeeld optie 2 bestaat al door de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Deze extra mogelijkheid wordt in de wet opgenomen per 1 juli 2023. Het bedrag ineens houdt in dat de klant maximaal 10% van het pensioen op de ingangsdatum mag opnemen.
Op verzoek van de deelnemer moet de pensioenuitvoerder meewerken aan een opname ineens van een lager percentage dan 10%, bijvoorbeeld 5% of 1%. Dit geldt ook voor de pensioenuitvoerder waarbij een uitkering wordt aangevraagd in het kader van shoprecht. Daarnaast gaat de mogelijkheid van opname van maximaal 10% ineens ook gelden voor lijfrenten en pensioenen in eigen beheer die niet zijn omgezet naar een oudedagsverplichting.
Het bedrag ineens wordt berekend over het pensioenkapitaal dat is bestemd voor alleen het ouderdomspensioen of voor ouderdomspensioen inclusief partnerpensioen. Pensioenuitvoerders mogen kiezen welke variant ze aanbieden. Is het partnerpensioen betrokken bij het bedrag ineens? Dan is toestemming van de partner nodig.
De mogelijkheid van afkoop van maximaal 10% van het pensioen, lijfrente of pensioen in eigen beheer biedt nieuwe mogelijkheden voor een financieel plan rond de pensioendatum van de klant. Neem deze mogelijkheid mee in jouw advies aan de klant.
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Alle pensioenuitvoerders moeten gebruikmaken van het projectierendement en de wettelijke parameters. De overheid bepaalt de parameters. DNB bepaalt de scenariosets.
Een werkgever kan overstappen naar het nieuwe pensioenstelsel vanaf 1 juli 2023. Vanaf de overstap gelden de regels uit het nieuwe pensioenstelsel. Voor 1 januari 2027 moet iedereen zijn overgestapt op één van de drie premieregelingen. In deze tussenliggende periode geldt een tijdelijk wettelijk transitiekader.
Wil een pensioenfonds overstappen? Dan hoeft deze pensioenuitvoerder geen minimaal vereist vermogen aan te houden om over te mogen stappen. Zij moeten dan wel ieder jaar een overbruggingsplan maken voor DNB. Het doel hiervan is dat de overstap financieel verantwoord is voor de deelnemers. In het overbruggingsplan staan afspraken over het vermogen dat het pensioenfonds moet hebben om over te mogen stappen.
Is het wetsvoorstel ingegaan op 1 juli 2023? Dan hebben sociale partners en werkgevers tot 1 januari 2025 de tijd om een nieuwe premieregeling af te spreken en het transitieplan af te ronden. Vanaf 1 januari 2025 hebben pensioenuitvoerders nog 1 jaar en 6 maanden de tijd om een plan op te stellen voor de overstap.
Lukt het niet om over te stappen naar het nieuwe pensioenstelsel voor 1 januari 2027? Dan voldoet de pensioenregeling niet meer aan de wettelijke eisen. Dit heeft gevolgen voor de omkeerregel, de dekking bij overlijden en arbeidsongeschiktheid. Lukt het werknemers en de werkgever niet om tot afspraken te komen? Dan zullen zij mogelijk naar de rechter stappen.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Korten tijdens overstap
Heeft een pensioenfonds niet het vereiste vermogen voor de overstap? Dan worden de opgebouwde pensioenrechten en uitkeringen gekort voor de overstap.
Indexeren tijdens overstap
Heeft een pensioenfonds voldoende vermogen en een beleidsdekkingsgraad die hoger is dan 105%? Dan mogen de pensioenuitkeringen worden geïndexeerd.
Bezwaarrecht
Stapt een pensioenfonds over naar het nieuwe pensioenstelsel? Dan kan een deelnemer geen individueel bezwaar maken. In ruil hiervoor gelden aanvullende collectieve waarborgen. Zijn de gevolgen van de overstap niet redelijk voor meerdere deelnemers? Dan kan een pensioenuitvoerder ervoor kiezen om voor deze specifieke groep niet over te stappen naar het nieuwe pensioenstelsel.
Fases overstap
Eerste fase: afspraken | Tweede fase: onderbrengen | Derde fase: implementatie | |
---|---|---|---|
Planning | Vanaf 1-1-2023 | Vanaf 1-1-2023 | Tot 1-1-2027 |
Maximale duur | 2 jaar | 6 maanden | 1,5 jaar |
Taak | Sociale partners maken afspraken over de arbeidsvoorwaarde pensioen. Denk hierbij aan:
|
Onderbrenging bij pensioenuitvoerder:
|
Implementatie bij pensioenuitvoerders. Denk hierbij aan:
|
Gevolgen voor verschillende pensioenuitvoerders
Verzekeraars en PPI’s | Verzekeraars en PPI’s kunnen een nieuwe pensioenregeling afspreken met een werkgever tot 1 oktober 2026. Zij kunnen namelijk al voorwerk doen in het communicatieplan en het implementatieplan voor de productontwikkeling.
Moet een pensioenregeling per 1 januari van het jaar ingaan? Dan moet de bindende offerte voor 1 oktober van het vorige jaar zijn ontvangen door de pensioenuitvoerder. Werkgevers hebben dus tot uiterlijk 1 oktober 2026 hiervoor de tijd. Loopt een bestaande pensioenregeling af op 1 juli 2023? Dan kan de werkgever overstappen per die datum naar het nieuwe pensioenstelsel. De verzekeraar of PPI moet dan wel alle stappen gezet hebben die nodig zijn voor de overstap. De verzekeraar of PPI informeert de werkgever met een voorstel om de pensioenregeling te wijzigen. De werkgever is verantwoordelijk voor de wijziging van de pensioenregeling. De kans is groot dat de werkgever om hulp zal vragen van een pensioenadviseur om het voorstel van de verzekeraar of PPI te beoordelen. |
Pensioenfondsen | Werkgevers en werknemers moeten voor 1 januari 2025 een pensioenakkoord sluiten en het transitieplan hebben afgerond en hebben aangeboden aan het pensioenfonds. |
Bedrijfstakpensioenfonds | Is een werkgever vrijwillig aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds? Dan moet de werkgever minimaal een even goede pensioenregeling aanbieden als de verplicht aangesloten werkgevers. Deze werkgevers kunnen dus pas starten met de arbeidsvoorwaardelijke fase als de verplicht aangesloten werkgevers dit proces hebben afgerond. |
Praktische tip
De Stichting van de Arbeid, de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars gaan een handleiding schrijven. In de handleiding staat beschreven hoe de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel geregeld wordt. Verder maken zij een informatieplatform. Op dit platform komt ook aandacht voor de pensioenadviseur, zodat de pensioenadviseur zich goed kan voorbereiden op het nieuwe pensioenstelsel.
Op 1 juli 2022 is het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen gewijzigd. Pensioenfondsen kunnen hierdoor dit jaar al gebruikmaken van de nieuwe regels om pensioenuitkeringen te indexeren sinds 1 juli 2022. Klik hier voor meer informatie over deze wijziging.
Bij pensioenfondsen geldt het bezwaarrecht niet in de overgangsfase naar het nieuwe pensioenstelsel. Bij verzekerde pensioenovereenkomsten mag de ondernemingsraad (OR) zijn mening geven. De kans is aanwezig dat de OR niet akkoord gaat met een overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Dan is een akkoord met individuele werknemers lastiger te bereiken. Wijs jouw klanten hierop.
Heeft een individuele deelnemer een klacht over de keuze om in te varen naar het nieuwe pensioenstelsel? Dan kan de deelnemer naar de rechter stappen of naar een externe Geschillencommissie.
Door het wetsvoorstel worden een aantal aanvullende waarborgen gemaakt om de belangen van de deelnemers bij pensioenfondsen te beschermen in de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel. Eén van deze waarborgen is het vergroten van de rol van het verantwoordingsorgaan*.
Klik hier voor meer informatie over het bezwaarrecht tijdens de overstapfase naar het nieuwe pensioenstelsel.

* Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur over het maken van beleid. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt ieder jaar achteraf of het bestuur goed gehandeld heeft.
Transitieplan
Iedere werkgever met een voor 1 juli 2023 bestaande pensioenovereenkomst moet in de transitieperiode een transitieplan maken in overleg met de werknemers of vertegenwoordigers van de werknemers en de betrokken of beoogde pensioenuitvoerder.
Inhoud transitieplan
In het transitieplan staat waarom de werkgever kiest voor een bepaalde pensioenovereenkomst. Ook moet de werkgever onderbouwen dat de overstap verantwoord is.
Het transitieplan bestaat verplicht uit minimaal de volgende onderdelen:
- het karakter en de inhoud van de gekozen pensioenovereenkomst;
- de keuze voor wel of niet invaren of de keuze voor collectief waardeoverdragen met een onderbouwing hiervan aan de pensioenuitvoerder;
- bij niet invaren of waardeoverdragen: informatie over hoe de werkgever omgaat met bestaande aanspraken en rechten en waarom;
- een overzicht van de gevolgen per leeftijdsgroep van de overstap op een pensioenovereenkomst met een niet-leeftijdsafhankelijke premie;
- de afspraken over compensatie door een lagere pensioenuitkering;
- een financieringsplan voor deze compensatie; en
- afspraken over de invulling van de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve.
Heeft de werkgever het transitieplan afgerond? Dan moet de werkgever binnen 2 weken het transitieplan opsturen naar de pensioenuitvoerder. De pensioenuitvoerder beoordeelt het plan en stelt het plan beschikbaar op haar website, zodat het plan inzichtelijk is voor alle deelnemers.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Invaren
Oude pensioenaanspraken die zijn opgebouwd bij pensioenfondsen worden omgezet in nieuwe pensioenrechten bij het invaren. Dit is de standaardmethode. Dit betekent dus dat ieder pensioen omgezet wordt naar het nieuwe pensioenstelsel. De werkgever kan in overleg met het betreffende pensioenfonds afwijken van de standaardmethode als deze niet in het belang blijkt te zijn van de deelnemers. De werkgever kan ook kiezen voor een value-based ALM-methode. Deze methode is complexer.
De oude pensioenaanspraken die zijn opgebouwd bij verzekeraars en PPI’s kunnen collectief worden overgedragen naar de nieuwe pensioenregeling of kunnen achterblijven in de oude regeling. Hiertoe bestaat al een systeem van collectieve waardeoverdracht dat niet wijzigt door de Wet toekomst pensioenen.
Compensatie
Compensatie is alleen mogelijk voor actieve deelnemers die toekomstige pensioenopbouw missen door de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel. Actieve deelnemers kunnen zowel bestaande als nieuwe deelnemers zijn. De compensatie gebeurt per leeftijdsgroep. De compensatieperiode moet voor 2037 afgerond zijn.
Stapt een werknemer over naar een nieuwe werkgever tijdens de compensatieperiode? Dan stroomt de deelnemer in in de compensatieregeling bij de nieuwe werkgever als deze er is. Een overstap naar een nieuwe werkgever kan dus zorgen voor een betere compensatieregeling, maar ook voor een slechtere of geen compensatieregeling. Hetzelfde geldt voor een werkgever die wisselt van pensioenregeling.
Sociale partners en pensioenfondsen kunnen ervoor kiezen om gebruik te maken van een compensatiedepot of van een opslag op de pensioenpremie voor de compensatie. De financiering en de regels over wanneer de compensatiepremie stopt, moeten vooraf duidelijk zijn. De financiering komt terug in de uitvoeringsovereenkomst. De duur en de afhankelijkheden van de compensatiepremie komen terug in het pensioenreglement.
Evenwichtige overstap
In het transitieplan moet de werkgever verantwoorden dat de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel evenwichtig is. De werkgever moet dus een vergelijking gaan maken tussen de huidige pensioenregeling en de pensioenregeling in het nieuwe pensioenstelsel. De werkgever moet dan onderbouwen waarom de overstap verantwoord is. De transitie mag ervoor zorgen dat sprake is van herverdeling van de pensioengelden over de verschillende leeftijdsgroepen, zolang dit verantwoord is.
Evenwichtige overstap
In het transitieplan moet de werkgever verantwoorden dat de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel evenwichtig is. De werkgever moet dus een vergelijking gaan maken tussen de huidige pensioenregeling en de pensioenregeling in het nieuwe pensioenstelsel. De werkgever moet dan onderbouwen waarom de overstap verantwoord is. De transitie mag ervoor zorgen dat sprake is van herverdeling van de pensioengelden over de verschillende leeftijdsgroepen, zolang dit verantwoord is.
Transitiecommissie
Lukt het de sociale partners, werkgevers en werknemers niet om een samen een transitieplan op te stellen? Dan kunnen zij de tijdelijke transitiecommissie vragen om te bemiddelen of om een bindend advies te geven.
Gaat het om een pensioenregeling die ondergebracht wordt bij een pensioenfonds? Dan kan de commissie tot 1 juli 2024 gevraagd worden om een bindend advies te geven. Gaat het om een pensioenregeling die ondergebracht wordt bij een verzekeraar? Dan geldt de termijn tot 1 januari 2026.
Rollen en verantwoordelijkheden
Rol | Verantwoordelijkheid |
---|---|
Sociale partners | Sociale partners onderhandelen over de vormgeving van de pensioenregeling. Zij kiezen de niet-leeftijdsafhankelijke premie in het nieuwe pensioenstelsel. Sociale partners spreken dus een premie af in relatie tot de pensioendoelstelling. |
Werkgever | De werkgever en de werknemers spreken onderling het pensioencontract af. Zij kunnen hierover dus inhoudelijke afspraken maken. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het transitieplan. Zij zijn wettelijk verplicht om een transitieplan op te stellen. Is een werkgever aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds? Dan ligt de verantwoordelijkheid voor het transitieplan bij de partijen die de pensioenregeling hebben afgesproken. Is een werkgever aangesloten bij een beroepspensioenfonds? Dan ligt de verantwoordelijkheid voor het transitieplan bij de beroepspensioenvereniging. De werkgever is verantwoordelijk voor de wijziging van de pensioenregeling. De werkgever hoeft niet verplicht een pensioenadviseur te betrekken hierbij. |
Werknemer | De werkgever en de werknemers spreken onderling het pensioencontract af. Zij kunnen hierover dus inhoudelijke afspraken maken. |
Pensioenuitvoerder | Pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van de risicohouding. Zij bepalen vervolgens hiermee het beleggingsbeleid. Ook gaan zij over de inrichting van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve. |
Praktische tip
Helpt een pensioenadviseur mee bij het opstellen van een transitieplan? Dan blijft de werkgever nog steeds verantwoordelijk voor het transitieplan. De adviseur kan bijvoorbeeld wel helpen met het maken van berekeningen voor de werkgever. Ook de pensioenuitvoerder heeft hierin een rol.
De OR of de individuele werknemer hoeft niet akkoord te gaan met het transitieplan. De werkgever moet wel de belangen van de werknemers meewegen bij de overstap naar een nieuwe pensioenregeling. Ook kan een werkgever vragen aan de werknemers en aan de OR om het transitieplan te lezen en feedback te geven.
Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen wijzigt ook de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het enige dat wijzigt, is dat de beroepspensioenvereniging het transitieplan moet maken. Ook moet de beroepspensioenvereniging het verzoek doen voor een collectieve waardeoverdracht bij de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel.
Implementatieplan
De werkgever en pensioenuitvoerder sluiten een uitvoeringsovereenkomst. In de uitvoeringsovereenkomst staan de gemaakte afspraken tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder. Pensioenuitvoerders zijn vervolgens verantwoordelijk voor de invoering en uitvoering van de pensioenovereenkomst.
Wil de werkgever overstappen naar het nieuwe pensioenstelsel vanuit een bestaande pensioenregeling? Dan moet de pensioenuitvoerder een implementatieplan opstellen. In het Implementatieplan staat aangegeven welke voorbereidingen de pensioenuitvoerder uitvoert om over te kunnen stappen naar het nieuwe pensioenstelsel. Ook geeft de pensioenuitvoerder hierin aan op welke manier omgegaan zal worden met de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Een onderdeel van het implementatieplan is het communicatieplan. De AFM houdt toezicht op het communicatieplan en de uitvoering van het communicatieplan.
Communicatieplan
In de nieuwe pensioenovereenkomst moet de pensioenuitvoerder de deelnemer informatie geven over de volgende onderwerpen:
- de pensioenpremie die per deelnemer moet worden betaald;
- het deel van de premie voor de eigen pensioenopbouw;
- het deel van de premie dat bestemd is voor de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve;
- toename of afname van het de prognose van het op te bouwen pensioenvermogen;
- stortingen op en opnames van het pensioenvermogen; en
- verdeling van de resultaten, zoals bijvoorbeeld de beleggingsresultaten.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Informatieverplichting in de overgangsfase
Deelnemers krijgen de volgende informatie te zien vanuit de pensioenuitvoerder in de overgangsfase naar het nieuwe pensioenstelsel:
- de hoogte van het te verwachten pensioen voor de overstap;
- de hoogte van het te verwachten pensioen na de overstap; en
- de genomen compensatiemaatregelen.
Nettopensioen
Ook onder het nieuwe pensioenstelsel blijft het mogelijk om pensioen op te bouwen boven de aftoppingsgrens. De premie is dan niet aftrekbaar van de loon- of inkomstenbelasting en de uitkering is onbelast. Het pensioenkapitaal is wel vrijgesteld van box 3-heffing.
Voor een nettopensioenregeling kunnen wel leeftijdsafhankelijke premies worden toegezegd. Deze pensioenregeling heeft namelijk een vrijwillig karakter. Bij het netto-ouderdomspensioen en nettopartnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum gelden dezelfde nieuwe fiscale premiegrenzen als bij het fiscaal gefaciliteerde ouderdomspensioen. De fiscale premiegrens wijzigt alleen door de nettofactor. Het nettopensioen moet hierdoor wel in overeenstemming worden gebracht met de voorgestelde wijzigingen van het partnerpensioen en wezenpensioen. Verder mogen de bruto en netto geldstromen naar de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve en het bruto en netto deel van de persoonlijke pensioenvermogens niet door elkaar heen lopen in de administratie.
Overgangsrecht nettopensioen
Voor het nettopensioen geldt een beperkt overgangsrecht. Dit soort regelingen moeten uiterlijk op 1 januari 2027 aangepast worden aan het voorgestelde fiscale kader vanaf 1 juli 2023. Tot die tijd mogen nog de huidige fiscale grenzen worden gebruikt voor bestaande nettopensioenregelingen.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Excedentregelingen
Excedentregelingen zijn meestal niet vrijwillig voor werknemers, maar zijn een aanvulling op bijvoorbeeld een verplichtgestelde pensioenregeling via een bedrijfstakpensioenfonds. Ook hier geldt een uitzondering door het vrijwillige karakter van deze pensioenregeling. Een excedentregeling met een leeftijdsafhankelijke premie kan hierdoor dus nog steeds afgesloten worden vanaf 1 juli 2023.
Excedentregelingen
Excedentregelingen zijn meestal niet vrijwillig voor werknemers, maar zijn een aanvulling op bijvoorbeeld een verplichtgestelde pensioenregeling via een bedrijfstakpensioenfonds. Ook hier geldt een uitzondering door het vrijwillige karakter van deze pensioenregeling. Een excedentregeling met een leeftijdsafhankelijke premie kan hierdoor dus nog steeds afgesloten worden vanaf 1 juli 2023.
Afschaffing UPO en Pensioen 1-2-3
De regering stelt voor om het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) af te schaffen. Het gaat dan met name om de afschaffing van de vormgeving in het document zelf. De inhoud moet de deelnemer wel blijven ontvangen. Dit kan mogelijk ook door gebruik te maken van mijnpensioenoverzicht.nl.
Hetzelfde geldt voor Pensioen 1-2-3. Pensioenuitvoerders krijgen hierdoor de ruimte om de informatie over het pensioen beter te laten aansluiten bij de doelgroep. Pensioenuitvoerders worden verplicht om informatie te geven die aanzet tot actie bij de deelnemer. De deelnemer moet weten wat hij kan doen met de informatie.
Verstrekken van informatie
Heeft de deelnemer geen voorkeur aangegeven en heeft de pensioenuitvoerder geen e-mailadres van de deelnemer? Dan moet de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk geven. Stelt de pensioenuitvoerder de informatie beschikbaar in bijvoorbeeld een online omgeving? Dan moet de pensioenuitvoerder de deelnemer hierop wijzen. De deelnemer heeft het recht om de informatie op een andere manier te ontvangen.
Praktische tip
De grens voor een nettopensioen is € 114.866,- in 2022.
Derde pijler
De fiscale premieruimte in de tweede pijler wordt gelijk aan de fiscale premieruimte in de derde pijler. Ook hier geldt dus de premiegrens van 30% van de pensioengrondslag. De AOW-franchise in de tweede pijler geldt ook voor de derde pijler.
Inhaalruimte en reserveringsruimte
De regering wil verder de termijn van de reserveringsruimte verlengen van 7 jaar naar 10 jaar. Belastingplichtigen kunnen hierdoor over een langere periode hun niet-benutte jaarruimte inhalen. Verder vervalt de beperking van 17% van de premiegrondslag. Dit percentage wordt vervangen voor een maximaal bedrag van € 38.000,- per jaar.
Voorbeeld
Hans (40) is ondernemer. Hij begint in 2026 met het opbouwen van een lijfrente. Hij heeft niet eerder pensioen opgebouwd. De premiegrondslag van Hans is € 30.000,- per jaar.
Zijn reserveringsruimte is dan als volgt:
Jaar | Premiegrondslag | Aftrekbare premie | Niet benutte jaarruimte |
---|---|---|---|
2016 | € 30.000,- | 13,8% | € 4.140,- |
2017 | € 30.000,- | 13,8% | € 4.140,- |
2018 | € 30.000,- | 13,3% | € 3.990,- |
2019 | € 30.000,- | 13,3% | € 3.990,- |
2020 | € 30.000,- | 13,3% | € 3.990,- |
2021 | € 30.000,- | 13,3% | € 3.990,- |
2022 | € 30.000,- | 13,3% | € 3.990,- |
2023 | € 30.000,- | 30% | € 9.000.- |
2024 | € 30.000,- | 30% | € 9.000.- |
2025 | € 30.000,- | 30% | € 9.000.- |
Totaal | € 55.230,- |
Hans mag in totaal € 38.000,- van zijn inhaalruimte benutten.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Samenloop tweede en derde pijler
Wil een belastingplichtige pensioen opbouwen in de derde pijler en bouwt de belastingplichtige ook pensioen op in de tweede pijler? Dan moet de belastingplichtige de ingelegde premies in de tweede pijler aftrekken van de premieruimte in de derde pijler. Ontvangt een belastingplichtige compensatie? Dan hoeft de belastingplichtige de ingelegde premie voor de compensatie niet af te trekken van de premieruimte in de derde pijler. De berekening van 6,27 x factor A wordt vervangen voor de nieuwe berekening. De berekening van de jaarruimte wordt hiermee een stuk eenvoudiger. Voor de factor A geldt dat deze nog tot 1 januari 2028 zal plaatsvinden volgens de huidige berekening. Dit geldt alleen voor belastingplichtigen die onder het overgangsrecht vallen.
Redelijke termijnen gelijkgetrokken in tweede en derde pijler
In de tweede en derde pijler gelden verschillende termijnen voor de uiterlijke ingangsdatum van de pensioenuitkering. De regering trekt deze termijnen gelijk aan elkaar. De wettelijke termijn uit de derde pijler gaat hierdoor ook gelden voor de tweede pijler. Een pensioenuitkering moet daarom uiterlijk ingaan op 31 december van het volgende kalenderjaar. Bij overlijden moet de uitkering uiterlijk ingaan in het daaropvolgende kalenderjaar.

De jaarruimte is het bedrag dat een belastingplichtige per jaar belastingvriendelijk mag storten bij een pensioentekort. De belastingplichtige kan het bedrag bijvoorbeeld storten in een lijfrente.
Heeft een belastingplichtige zijn jaarruimte niet gebruikt? Dan heeft de belastingplichtige mogelijk nog een reserveringsruimte. De reserveringsruimte bestaat uit de jaarruimten over een bepaald aantal jaren bij elkaar opgeteld.
Wettelijke zorgplicht tweede en derde pijler
Een pensioenuitvoerder krijgt een wettelijke zorgplicht bij een definitieve keuze van de deelnemer voor een deels vaste pensioenuitkering en bij een deels variabele pensioenuitkering in het nieuwe pensioenstelsel. Het risicoprofiel van de deelnemer moet namelijk aansluiten bij de verdeling tussen de vaste pensioenuitkering en de variabele pensioenuitkering. Een pensioenuitvoerder moet een digitale omgeving opstellen om de deelnemer te begeleiden bij de keuze. De deelnemer is zelf verantwoordelijk voor zijn gemaakte keuze. Een pensioenuitvoerder hoeft geen rekening te houden met de gevolgen voor belastingen en toeslagen voor de deelnemer. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer wel wijzen op de mogelijke gevolgen, de risico’s en de voor- en nadelen van de gemaakte keuze.
Wettelijke zorgplicht tweede en derde pijler
Een pensioenuitvoerder krijgt een wettelijke zorgplicht bij een definitieve keuze van de deelnemer voor een deels vaste pensioenuitkering en bij een deels variabele pensioenuitkering in het nieuwe pensioenstelsel. Het risicoprofiel van de deelnemer moet namelijk aansluiten bij de verdeling tussen de vaste pensioenuitkering en de variabele pensioenuitkering. Een pensioenuitvoerder moet een digitale omgeving opstellen om de deelnemer te begeleiden bij de keuze. De deelnemer is zelf verantwoordelijk voor zijn gemaakte keuze. Een pensioenuitvoerder hoeft geen rekening te houden met de gevolgen voor belastingen en toeslagen voor de deelnemer. De pensioenuitvoerder moet de deelnemer wel wijzen op de mogelijke gevolgen, de risico’s en de voor- en nadelen van de gemaakte keuze.
Advies
Een pensioenuitvoerder mag een deelnemer begeleiden bij het maken van de keuzes die de deelnemer maakt of kan maken binnen de pensioenregeling. De pensioenuitvoerder mag geen financieel product adviseren of daarin bemiddelen. Door de zorgplicht voor keuzebegeleiding moeten pensioenuitvoerders deelnemers meer doen dan alleen informeren. Een pensioenuitvoerder mag hierbij dus een vorm van advies geven.
Praktische tip
De maximale premieruimte in de derde pijler wordt verhoogd van 13,3% van de premiegrondslag naar 30% van de premiegrondslag. Verder wil de regering het mogelijk maken dat een klant tot 5 jaar na het bereiken van de AOW-leeftijd pensioen op kan bouwen in de derde pijler.
Klanten worden begeleid door pensioenuitvoerders. De keuzebegeleiding is alleen beperkt tot de informatie die geldt voor de pensioenregeling die de pensioenuitvoerder uitvoert. Dit gaat minder ver dan het financieel advies dat een adviseur geeft volgens de Wft. Zo is het pensioenadvies van een pensioenuitvoerder beperkt tot de eigen regeling en dat is voor een volwaardig advies meestal te beperkt volgens de Wft. Een volledig advies blijft nodig voor de klant waarin alle mogelijkheden compleet meegenomen worden.
Nabestaandenpensioen
Het kabinet wil het partnerpensioen en wezenpensioen wijzigen vanaf 1 juli 2023. De wijzigingen moeten voor 1 januari 2027 zijn doorgevoerd in de pensioenregelingen.
Wijzigingen partnerpensioen
De volgende wijzigingen gelden alleen bij overlijden voor de pensioendatum:
- Het partnerpensioen voor pensioendatum wordt verzekerd op risicobasis. Opbouwen is alleen nog toegestaan na de pensioendatum.
- De hoogte van het partnerpensioen is maximaal 50% van het hele salaris, zonder rekening te houden met een AOW-franchise maar wel tot maximaal de loongrens.
- De dekking is niet afhankelijk van het arbeidsverleden.
- De voorwaarden zijn gewijzigd om bij ongehuwden als partner te worden gezien. Een stel is fiscaal partner na 6 maanden samenwonen, maar zonder notarieel samenlevingscontract of direct bij een notarieel samenlevingscontract.
Wijzigingen wezenpensioen
Het kabinet wil ook het wezenpensioen wijzigen vanaf 1 juli 2023. Het gaat om de volgende wijzigingen:
- De hoogte van het wezenpensioen is maximaal 40% voor volle wezen en 20% voor halfwezen van het pensioengevend salaris, zonder rekening te houden met een AOW-franchise.
- De dekking is niet afhankelijk van het arbeidsverleden.
- Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot een vaste eindleeftijd van 25 jaar.
- Voorwaarden zoals het volgen van een studie vervallen.
- Momenteel is een wezenpensioen mogelijk tot maximaal de leeftijd van 30 jaar. Ontvangt een wees nu een wezenpensioen volgens een regeling met een eindleeftijd van meer dan 25 jaar? Dan loopt het wezenpensioen door tot de eerder vastgestelde eindleeftijd.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Einde contract
Wat gebeurt er als de deelname aan de pensioenregeling bij de werkgever eindigt?
- De risicodekking loopt nog 3 maanden door. Dit geldt ook als er geen sprake is van recht op een WW-uitkering.
- Is er sprake is van een WW-uitkering? Dan loopt de risicodekking tijdens die WW-uitkering door.
- Na afloop van de uitloopdekking mag de deelnemer ieder jaar kiezen of hij een deel van het ouderdomspensioen om wil zetten in een partnerpensioen op risicobasis. Het opgebouwde ouderdomspensioen wordt dan jaarlijks kleiner, omdat de premie voor het partnerpensioen wordt onttrokken uit het opgebouwde pensioenkapitaal.
Praktische tip
Zijn de wijzigingen in het nabestaandenpensioen doorgevoerd in het nieuwe pensioenstelsel? Dan is het verstandig om de financiële gevolgen bij overlijden in kaart te brengen voor de klant. Heeft de klant bijvoorbeeld nog een overlijdensrisicoverzekering lopen? Onderzoek dan of de klant niet oververzekerd raakt door een mogelijk verbeterd nabestaandenpensioen samen met een overlijdensrisicoverzekering.
Zijn de wijzigingen in het nabestaandenpensioen doorgevoerd in het nieuwe pensioenstelsel en gaat de klant scheiden? Dan is het ook verstandig om de financiële gevolgen bij overlijden in kaart te brengen voor deze klant. Heeft de klant bijvoorbeeld nog een overlijdensrisicoverzekering lopen? Dan kan het wel belangrijk zijn om de overlijdensrisicoverzekering te wijzigen afhankelijk van het klantprofiel en de nieuwe situatie van de klant.
Eerste Nota van wijziging Toekomst Pensioenen
Door de nota van wijziging wordt een aantal punten aangepast en verduidelijkt in de Wet toekomst pensioenen.
Interne collectieve waardeoverdracht
Bij het invaren geldt geen individueel bezwaarrecht. Heeft een pensioenfonds besloten tot invaren? Dan heeft een individueel persoon nog wel de volgende mogelijkheden:
- het doorlopen van de interne klachtenprocedure bij het pensioenfonds;
- daarna de klacht voorleggen aan een externe geschillencommissie;
- daarna of direct de klacht voorleggen bij de rechter.
DNB kan het invaren wel verbieden, bijvoorbeeld als invaren nadelig is voor het collectief. Het pensioenfonds kan tegen dit besluit van DNB in beroep gaan bij DNB.
Overbruggingsplan
Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor de inhoud van het overbruggingsplan. Heeft een pensioenfonds het overbruggingsplan ingediend bij DNB? Dan geldt vanaf dat moment het transitiekader. DNB beoordeelt het overbruggingsplan. Een individueel persoon kan geen bezwaar indienen over het overbruggingsplan. Het verantwoordingsorgaan en het belanghebbendenorgaan van het pensioenfonds kunnen wel bezwaar indienen.
Nettopensioen
Tot 1 januari 2027 hebben pensioenuitvoerders de tijd om het nettopensioen aan het nieuwe fiscale kader te laten voldoen. Een nettopensioen kan hierdoor vanaf 1 juli 2023 tot 1 januari 2027 worden aangepast aan het nieuwe fiscale kader.
Achtergrondinformatie:
Overheid.nl: Nota van wijziging
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Tweede nota van wijziging Toekomst Pensioenen
Door de tweede nota van wijziging wordt een aantal punten aangepast en verduidelijkt in de Wet toekomst pensioenen. Hierin staan een aantal verduidelijkingen van eerder gepubliceerde conceptwetteksten, maar ook een aantal nieuwe onderwerpen.
Risicodelingsreserve ook mogelijk bij variabele uitkering binnen een flexibele premieovereenkomst
Bij een variabele pensioenuitkering kunnen financiële meevallers of tegenvallers ontstaan, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van de levensverwachting. Door een aanpassing van de wet wordt mogelijk gemaakt dat tegenvallers door een risicodelingsreserve kunnen worden ondervangen. Bij de solidaire premieovereenkomst bestaat die mogelijkheid al, namelijk via de solidariteitsreserve.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Praktische tip
Bij een variabele uitkering kan de pensioenpot leegraken. Dit kan namelijk gebeuren als de beleggingsresultaten tegenvallen of als de levensverwachting sterk stijgt. De nieuwe mogelijkheid is daarom een belangrijke aanvulling om deze risico’s voor een deel collectief te dragen in flexibele premieovereenkomsten door de risicodelingsreserve. Vergelijk wel goed de pensioenuitvoerders op dit onderdeel. Is leegloop van de pensioenpot namelijk een werkelijk risico? Kun je deze extra mogelijkheid dan aanbieden in een nieuw pensioencontract?
Ook verplichte uitloopdekking voor wezenpensioen
De voortzetting van de dekking voor partnerpensioen na het einde van deelname aan een pensioenregeling wordt uitgebreid met de voorzetting van de dekking voor het wezenpensioen.
Praktische tip
Wordt de verplichte uitloopdekking uitgebreid met een dekking voor wezenpensioen? Dan lijkt het logisch dat de vrijwillige voortzetting van partnerpensioen ook mag worden uitgebreid met wezenpensioen. Dit kan per pensioenuitvoerder verschillen. Beoordeel goed de voorwaarden op dit punt als werknemers deze mogelijkheid wensen.
Overgangsrecht voor arbeidsongeschikten bij premievrije voorzetting
Het overgangsrecht is uitgewerkt voor premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Het overgangsrecht is uitgewerkt als de premievrije voortzetting wordt uitgevoerd door een verzekeraar of door een PPI. Deze premievrijstelling mag worden voortgezet onder de regels van de oude regeling. Dit komt door de vordering die de arbeidsongeschikte heeft op de verzekeraar.
De voorwaarden om onder het overgangsrecht te vallen zijn:
- De premievrijstelling door arbeidsongeschiktheid moet al zijn ingegaan.
- De verplichtingen van de verzekeraar en de premierechten van de arbeidsongeschikte staan al vast.
- De premievrijstelling kan niet worden aangepast zonder instemming van de werkgever, arbeidsongeschikte en verzekeraar.
Overgangsrecht voor arbeidsongeschikten
De premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid door een verzekeraar mag ook worden voorgezet vanaf de ingangsdatum van het nieuwe pensioenstelsel volgens de regels die golden op de eerste dag dat de premievrijstelling werd toegekend. Dit geldt zowel bij een uitkeringsovereenkomst als bij een kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- Zowel de eerste ziektedag als ook het doorlopen van de wachttijd van meestal 104 weken vonden plaats toen de pensioenovereenkomst nog werd uitgevoerd onder het oude pensioenstelsel.
- De premievrije voortzetting door arbeidsongeschiktheid moet zijn ingegaan voordat de verzekeraar overgaat op het nieuwe pensioenstelsel, dus uiterlijk 1 januari 2027.
Overgangsrecht voor arbeidsongeschikten na transitieperiode
Was de eerste ziektedag voor 1 januari 2027 en treedt de zieke deelnemer uit dienst? Vindt toekenning van de premievrijstelling pas later plaats, maar voor 31 december 2028? Dan vindt het doorlopen van de wachttijd gedeeltelijk plaats na de uitdiensttreding. Was de werkgever bij uitdiensttreding nog niet overgegaan op het nieuwe pensioenstelsel? Dan mag de premievrijstelling toch worden voortgezet onder de oude regels.
Arbeidsongeschikt in nieuwe pensioenstelsel
Wordt een deelnemer arbeidsongeschikt in het nieuwe pensioenstelsel en ontvangt de deelnemer premievrijstelling? Ook dan geldt het fiscale maximum. De inleg van de premie zal in de toekomst meebewegen met de maximale premie door een aanpassingsmechanisme door de premievrijstelling. Dit nieuwe wettelijke aanpassingsmechanisme voor verzekeraars werkt twee kanten op: bijstelling van de premie kan plaatsvinden naar boven en naar beneden.
Keuzebegeleiding
De nieuwe regels over keuzebegeleiding gelden ook voor arbeidsongeschikten waarvan het pensioen in de tweede pijler premievrij is gesteld door de regels van het overgangsrecht.
Praktische tips
Is een verzekeraar de pensioenuitvoerder en wordt overwogen een nieuwe pensioenovereenkomst aan te gaan? Dan is dit een belangrijke wijziging vergeleken met de huidige situatie. Werkgevers en pensioenuitvoerders moeten duidelijk vastleggen wat zij afspreken over de dekking voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Daarnaast moet ook het voor verzekeraars gewijzigde aanpassingsmechanisme met bijstellingen naar boven en naar beneden worden vastgelegd. Dit moeten zij contractueel vastleggen voor de overgang naar een nieuwe pensioenovereenkomst onder het nieuwe pensioenstelsel.
Voor arbeidsongeschikten ontstaan onzekere tijden die volgens de regels van het nieuwe pensioenstelsel door verzekeraars premievrij worden gesteld. Zeker als ze een fiscaal maximale opbouw hebben en het opbouwpercentage later wordt verlaagd. Deelnemers aan een pensioenregeling bij verzekeraars kunnen worden gewezen op dit risico om vervolgens per geval te bekijken hoe dit risico kan worden verminderd. Denk hierbij aan het verzekeren van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid in een lijfrente.
Het overgangsrecht voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is een reden om zo laat mogelijk over te stappen naar het nieuwe pensioenstelsel. Bij verzekeraars geldt namelijk nog de regel volgens de uitgewerkte rechtsverhouding: een eenmaal premievrijgesteld pensioen door arbeidsongeschiktheid kan alleen wijzigen door wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid.
Derde Nota van wijziging Wet toekomst pensioenen
Door de derde nota van wijziging wordt een aantal punten aangepast en verduidelijkt in de Wet toekomst pensioenen. De wet gaat in op 1 juli 2023.
Verkorting transitieperiode
De ingangsdatum van de transitieperiode verschuift naar 1 juli 2023, maar de einddatum van de transitieperiode blijft vooralsnog 1 januari 2027. De transitieperiode wordt hierdoor ingekort met een half jaar.
Aanpassingen in het fiscaal kader
Door het uitstel van de wet naar 1 juli 2023 zijn onder andere de volgende bepalingen aangepast:
- De verruiming van het fiscale kader van de derde pijler geldt vanaf 1 januari 2023. De verruiming geldt namelijk met terugwerkende kracht als de Wet toekomst pensioenen ingaat vanaf 1 juli 2023.
- Harmonisatie van het AOW-drempelbedrag in de tweede en derde pijler gaat in vanaf 1 januari 2024. Door de invoering van de wet halverwege het jaar zou de berekening van de fiscale ruimte in de tweede en derde pijler onnodig moeilijk worden. Daarom gaat de aanpassing van de AOW-franchise in vanaf 1 januari 2024.
Evenwichtige overstap
Een pensioenfonds moet de belangen van alle deelnemers, namelijk gewezen deelnemers, uitkeringsgerechtigden en verschillende leeftijdsgroepen meenemen bij het opstellen van een overbruggingsplan. Hierdoor ontstaat een evenwichtige overstap. Hoe is nog niet concreet uitgewerkt.
In vier onderdelen worden verdere regels gesteld aan een evenwichtige overstap van het oude naar het nieuwe pensioenstelsel. Hierbij wordt standaard uitgegaan van de wens om in te varen.
- Een pensioenfonds moet een dekkingsgraad van minimaal 90% hebben om oude pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen te kunnen invaren. Heeft een pensioenfonds een lagere dekkingsgraad? Dan moet het pensioenfonds de pensioenrechten of pensioenuitkeringen korten voor het invaren, om hiermee een dekkingsgraad van 90% te bereiken. Aanvullend gelden de volgende invaarregels:
- Iedere belanghebbende krijgt minimaal 95% van de uitkomst van de standaardregel mee bij het invaren, behalve als de technische voorziening voor die belanghebbende lager is. De ondergrens is dus 95% of de hoogte van de lagere technische voorziening.
- Daarnaast geldt bij een dekkingsgraad van onder de 105% dat maximaal 5% van het collectieve pensioenvermogen mag worden gebruikt voor compensatie, solidariteits- of risicodelingsreserve of voor al ingegane pensioenuitkeringen.
- Een pensioenfonds mag niet de pensioenuitkering van een deelnemer indexeren tijdens het invaren door een pensioenuitkering van een andere deelnemer te korten.
- Kiest het pensioenfonds voor invaren? Dan moet de berekening worden gebaseerd op de standaardmethode bij het omrekenen van de oude naar de nieuwe pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen. Een pensioenfonds mag hiervan alleen afwijken als uit een uitgebreide onderbouwing blijkt dat de vba-methode evenwichtiger is.
- Een pensioenfonds moet de pensioenverwachting in de scenario’s goed weer ofwel optimistisch, slecht weer ofwel pessimistisch en verwacht weer ofwel verwacht scenario inzichtelijk maken en deze betrekken bij de besluitvorming. Dit moet het pensioenfonds doen door de uitkomsten tussen het oude en het nieuwe pensioenstelsel te vergelijken volgens deze scenario’s.
- Met lagere regelgeving kunnen de maatstaven verder worden vastgelegd in regels. Dit is de vangnetbepaling. De vangnetbepaling kan nodig zijn bij veranderende economische omstandigheden.
Aanvalsplan witte vlek
Er komen maatregelen voor werkenden zonder pensioenopbouw. Voor werknemers zonder pensioenopbouw worden maatregelen voorgesteld om vooral de bewustwording te vergoten als de werknemer geen ouderdomspensioen opbouwt. Er wordt nog geen datum genoemd waarop de volgende maatregelen gelden:
- Werkgevers zijn verplicht om via de loonstrook een melding te tonen als er die maand geen ouderdomspensioen wordt opgebouwd.
- Op mijnpensioenoverzicht.nl wordt een melding getoond als iemand inlogt en op dat moment geen ouderdomspensioen opbouwt.
Voor zelfstandigen zonder pensioenopbouw worden maatregelen voorgesteld om vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling te stimuleren:
- De maximale duur voor het vrijwillig voortzetten van een pensioenregeling die in loondienst gold, wordt verlengd van 10 naar 15 jaar. Deze verlengde maximale duur wordt gezien als tijdelijke maatregel. Door de ervaringen met deze voortzettingsmogelijkheid, de voorgestelde experimenteerregeling en een verwacht advies van de Stichting van de Arbeid wordt na de transitieperiode beoordeeld hoe pensioenopbouw door zelfstandigen structureel beter kan worden gestimuleerd.
- De termijn waarbinnen een zelfstandige een verzoek tot vrijwillige voortzetting kan indienen, wordt verlengd van 9 maanden naar 3 jaar.
Regels over partnerpensioen voor ongehuwden aangescherpt
In het huidige pensioenstelsel is het niet vereist dat in een pensioenregeling met partnerpensioen ook aan ongehuwd samenwoners een partnerpensioen wordt aangeboden. Er bestaan nog pensioenregelingen waarbij alleen gehuwden en geregistreerd partners in aanmerking komen voor een partnerpensioen. Met deze nota van wijziging wordt dit gewijzigd.
Wordt in een pensioenregeling partnerpensioen aangeboden? Dan moet dit ook worden aangeboden aan ongehuwd samenwonenden. De pensioenuitvoerder moet door de ongehuwd samenwonenden op de hoogte worden gesteld van het ongehuwd samenwonen via een samenlevingsverklaring. Deze mogelijkheid was al eerder in de wettekst opgenomen, maar komt nu terug als een expliciete eis.
Achtergrondinformatie:
Overheid.nl: 3e nota van wijziging bij wetsvoorstel toekomst pensioenen | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Praktische tips
Het uitstel van het nieuwe pensioenstelsel veroorzaakt geen langere overgangsperiode. Op 1 januari 2027 eindigt nog steeds de transitieperiode. De druk om een nieuwe pensioenregeling overeen te komen blijft dus onveranderd.
De nieuwe informatieverplichting voor werkgevers die geen ouderdomspensioen hebben toegezegd, veroorzaakt mogelijk een grotere vraag naar nieuwe pensioenovereenkomsten voor werkenden zonder pensioenopbouw. De nieuwe informatieverplichting geldt ook voor perioden van onbetaald verlof, waarbij geen pensioenopbouw plaatsvindt. Er geldt alleen geen informatieverplichting voor werkgevers die heel weinig ouderdomspensioen toezeggen. Hiervoor zal vanuit de pensioenuitvoerders meer aandacht komen door de keuzebegeleiding, bijvoorbeeld als een pensioenregeling de mogelijkheid van individueel pensioenaanvullen of bijsparen kent. Belangrijk is dat de verwachtingen over pensioen duidelijk zijn voor werknemers. De nieuwe regels scheppen meer mogelijkheden om hierover adviesgesprekken aan te gaan gericht op een goed en fatsoenlijk pensioen, zowel richting werknemers als werkgevers.
Vaak zijn ondernemers in de beginperiode niet of nauwelijks bezig met hun pensioen. Voor werknemers die ondernemer worden, wordt een langere periode voorgesteld om te kunnen kiezen voor vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling die hun laatste werkgever toezegde. De periode waarin een ondernemer een pensioenregeling mag voortzetten, wordt ook verlengd, waardoor deze keuze aantrekkelijker wordt. Op dit moment bieden niet alle pensioenuitvoerders vrijwillige voortzetting aan. Wordt deze mogelijkheid opgenomen in de nieuwe pensioenregeling? Dan kunnen werknemers, die hun dienstverband beëindigen om als ondernemer verder te gaan, op een geschikter moment worden benaderd. Bijvoorbeeld voor advies over het vrijwillig voortzetten van de pensioenregeling.
De samenlevingsverklaring is een nieuw document dat door pensioenuitvoerders, eventueel via werkgevers of adviseurs, wordt verstrekt aan ongehuwd samenwonenden. Pas na invullen, ondertekenen en opsturen naar de pensioenuitvoerder kan een ongehuwde partner in aanmerking komen voor een partnerpensioen.
Maakt partnerpensioen onderdeel uit van een pensioentoezegging? Dan zijn ongehuwd samenwonenden standaard ook aanspraakgerechtigde. Nu kan deze groep nog worden uitgesloten. Let op de extra eis die wordt gesteld voor de aanmelding van ongehuwd samenwonenden. Dit komt door het feit dat voor deze groep nog geen automatische gegevensuitwisseling kan plaatsvinden tussen pensioenuitvoerders en gemeenten.
Vierde Nota van wijziging Wet toekomst pensioenen
De vierde nota van wijziging wijzigt het volgende:
- Pensioenfondsen worden begrensd in het beleggingsrisico.
- Een eis over het implementatieplan is versoepeld.
- Het overgangsrecht is verduidelijkt.
Aanvullende eis voor beleggingsbeleid pensioenfondsen
Het beleggingsbeleid moet passen bij de risicohouding van de deelnemers. Een pensioenfonds moet een verantwoord beleggingsbeleid uitvoeren vanuit de prudentpersonregel. In de Pensioenwet gelden nu al de volgende drie eisen:
- Een pensioenfonds moet rekening houden met de belangen van alle deelnemers, gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden.
- De beleggingen in de bijdragende onderneming mogen niet hoger zijn dan 5% van de portefeuille. Bij een onderneming in groepsverband geldt een maximum van 10%.
- De beleggingen moeten worden gewaardeerd door marktwaardering.
Aan deze drie eisen is een vierde eis toegevoegd:
- De blootstelling aan het beleggingsrisico is maximaal 150%. De vierde eis gaat om een maximum. In sommige gevallen kan een lager maximum gelden. Blijkt namelijk uit de risicohouding van de deelnemers dat er een lager beleggingsrisico moet worden gelopen? Dan moet het pensioenfonds hiermee rekening houden door van een lager percentage beleggingsrisico uit te gaan.
Praktische tips
Deze vierde eis beperkt de mogelijkheid die pensioenfondsen in het nieuwe pensioenstelsel krijgen om in de solidaire premieregeling met geleend geld te beleggen. De beperking voorkomt dat pensioenfondsen forse risico’s nemen voor jongeren: er zou voor 25-jarigen belegd worden met 16 keer hun inleg, door geleend geld. Beleggen met zoveel geleend geld wordt verdedigd, omdat dit in het huidige pensioenstelsel ook gebeurt en extra rendement en dus welvaartswinst oplevert. Maar de risico’s moeten met deze vierde eis beperkt blijven tot 150%. Dit betekent dat maximaal 1,5 keer de inleg mag worden belegd. In de flexibele premieregeling mag voor maximaal 100% worden belegd.
Het pensioenvermogen wordt beter beschermd tegen beleggingsrisico’s bij een pensioenfonds door de begrenzing van het beleggingsrisico. Aan de andere kant wordt het positieve potentieel beperkt, omdat een pensioenfonds hierdoor minder risicovol kan beleggen. Het verschil tussen pensioenfondsen, pensioenverzekeraars en PPI’s wordt hierdoor iets groter en duidelijker. Daarom is het van belang om het verschil in beleggingsmogelijkheden en in beleggingsbeperkingen mee te nemen in een advies aan de werkgever of deelnemer als deze zelf een pensioenuitvoerder kan uitkiezen.
Ook bij waardeoverdracht kan bovenstaand verschil een rol spelen.
Eisen aan het implementatieplan
De hoofdregel is dat een pensioenuitvoerder een implementatieplan per pensioenregeling opstelt. Pensioenverzekeraars en PPI’s mogen van deze hoofdregel afwijken. Zij mogen een implementatieplan voor meerdere pensioenregelingen tegelijkertijd opstellen. Door de vierde nota van wijziging is een vergelijkbare afwijking voor pensioenfondsen toegevoegd. Pensioenfondsen kunnen een implementatieplan opstellen voor meerdere pensioenregelingen als die regelingen onderdeel zijn van hetzelfde financieel geheel.
Praktische tips
Ondernemingspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen kunnen één implementatieplan maken. Dit geldt ook als ze meerdere pensioenregelingen uitvoeren. Voor algemene pensioenfondsen (APF’en) blijft een implementatieplan per collectiviteitkring nodig als deze geen financieel geheel vormen.
Verduidelijking overgangsrecht
Voor deelnemers die pensioen opbouwen via een progressieve premiestaffel bestaat overgangsrecht. Verduidelijkt is dat hiervan geen gebruik mag worden gemaakt als er niet daadwerkelijk wordt opgebouwd in een progressieve premiestaffel. Dit is bijvoorbeeld het geval als een werknemer de toetredingsleeftijd van de pensioenregeling pas bereikt, nadat de werkgever overstapt naar een pensioenregeling op basis van het nieuwe pensioenstelsel.
Een dekking voor arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen zonder pensioenopbouw veroorzaakt ook geen recht op het overgangsregime. Voor deze werknemers geldt dus direct een leeftijdsonafhankelijke premie als de werkgever overstapt naar een pensioenregeling op basis van het nieuwe pensioenstelsel. Wel is verduidelijkt dat een pensioenregeling fiscaal zuiver blijft als deze wordt voortgezet onder de oude regels, maar waarbij de partnerdefinitie niet meer voldoet aan de Wet toekomst pensioenen. Dit geldt ook voor de partnerdefinitie bij een partnerpensioen op opbouwbasis.
Praktische tips
Wil een werkgever zoveel mogelijk werknemers de mogelijkheid bieden gebruik te maken van het overgangsrecht? Dan kan onder het huidige regime worden gekozen voor het verlagen van de toetredingsleeftijd en vervolgens overstappen naar het nieuwe stelsel met behoud van de progressieve premie. Of zo laat mogelijk overstappen naar het nieuwe pensioenstelsel, zodat meer jonge werknemers de toetredingsleeftijd bereiken.
Onduidelijk is of het overgangsrecht wel geldt voor deelnemers die door de huidige fiscale regels wel een progressieve staffel kunnen hebben, maar aan wie de werkgever een vlakke staffel heeft toegezegd. Voor de zekerheid kunnen werkgevers dit soort toezeggingen alsnog omzetten in een progressieve staffel, voordat de Wet toekomst pensioenen ingaat om zoveel als mogelijk gebruik te maken van het overgangsrecht.
Pensioenregelingen in andere lidstaten
De laatste jaren zijn enkele pensioenregelingen ondergebracht in een ander land binnen de EEG. Verduidelijkt is dat de Wet toekomst pensioenen ook geldt voor pensioenuitvoerders die vanuit het buitenland een Nederlandse pensioenregeling uitvoeren. Zo zal voor buitenlandse pensioenuitvoerders de regels over keuzebegeleiding meteen gelden. Hetzelfde geldt voor de bepalingen over de nieuwe contracten vanaf de transitie.
Wijzigingen in de derde pijler
De plannen over het berekenen van de jaarruimte in de derde pijler zijn gewijzigd. De regeling is vervallen dat de fiscale ruimte vanaf 1 juli 2023 mag worden berekend met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023. De huidige regels van de jaarruimte blijven hierdoor gelden in de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023. De nieuwe regels gelden vanaf 1 juli 2023 en dan dus niet meer met terugwerkende kracht.
Praktische tips
Bij het berekenen van de aftrekbare premieruimte voor lijfrente is van belang gebruik te maken van correct bijgewerkte berekeningssoftware. Let ook op dat de pensioenuitvoerder op de juiste wijze de factor A opgeeft. Bewaar de schriftelijke communicatie hierover in geval van discussie op een later moment.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Aangenomen moties bij Wet toekomst pensioenen
De politiek wil dat sociale partners compensatie aan deelnemers zo veel mogelijk binnen de pensioenregeling aanbieden. Compensatie via het salaris is ook mogelijk. Dit laatste lijkt de voorkeur te krijgen, omdat werkgevers hiervoor dan aan minder regels zijn gebonden. Daarom zal de regering tijdens de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel monitoren welke afspraken over compensatie worden gemaakt en tegen welke obstakels sociale partners aanlopen om compensatie te realiseren.
Het kabinet gaat het nabestaandenpensioen monitoren. De vrees bestaat dat de standaard uitloopperiode bij einde dienstverband tot schrijnende situaties kan leiden. Gewezen deelnemers moeten namelijk zelf aangeven of zij de dekking na de uitloopperiode willen voortzetten. De deelnemer zal daar niet altijd rekening mee houden. Daarnaast kunnen schrijnende situaties ontstaan, omdat het nabestaandenpensioen in het nieuwe pensioenstelsel altijd op risicobasis is. Overlijdt de gewezen deelnemer na de uitloopperiode, waardoor er geen dekking meer is? Dan krijgt de partner van de gewezen deelnemer geen nabestaandenpensioen. De datum van overlijden kan hierdoor uitmaken voor de hoogte van het nabestaandenpensioen.
Het kabinet gaat monitoren of de doelstellingen van de Wet toekomst pensioenen worden gehaald.
Praktische tips
Omdat monitoring van afspraken over compensatie plaatsvindt, wordt verwacht dat met name dit onderwerp nog tot wijzigingen kan gaan leiden in de Tweede Kamer. Mogelijk worden dan de regels voor compensatie via extra pensioenpremie versoepeld. Daarom kan het gunstig zijn een afwachtende houding aan te nemen bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel als een werkgever iets wenst af te spreken over compensatie binnen de pensioenregeling.
Carve-out heroverwegen
De regering gaat monitoren of er pensioenfondsen zijn die aangeven om een carve-out nodig te hebben tijdens de transitieperiode. Bijvoorbeeld om aan hun wettelijke taak te voldoen om te zorgen voor een evenwichtige belangenafweging tussen verschillende deelnemersgroepen. De regering kan dan besluiten om de carve-out alsnog toe te staan.
Praktische tips
Een carve out is de overdracht van een deel van de pensioenverplichtingen naar een andere pensioenuitvoerder. In de praktijk gebeurt dit meestal bij verplichtingen voor gepensioneerden naar een verzekeraar. Dit kan gunstig zijn voor alle deelnemers. Een carve-out is vooralsnog niet mogelijk in het nieuwe pensioenstelsel.
Beperk uitvoeringskosten van overgangsrecht nabestaandenpensioen
Het overgangsrecht van het nabestaandenpensioen is bedoeld om de partner te beschermen na einde deelneming. Er wordt alleen geen verschil gemaakt tussen grote en kleine partnerpensioenaanspraken. Dit kan zorgen voor hoge uitvoeringskosten, die uiteindelijk worden doorbelast aan de pensioengerechtigden. De regering gaat onderzoeken hoe het overgangsrecht kan worden vormgegeven, waarbij hoge uitvoeringskosten kunnen worden voorkomen. De Tweede Kamer wordt hierover voor de zomer van 2023 geïnformeerd.
Witte vlek verminderen
De regering zal ervoor zorgen dat alle werknemers van een opdracht die door de overheid is aan- of uitbesteed aan een externe onderneming vanaf 1 juli 2023 in voldoende mate pensioen opbouwen.
Praktische tips
Pensioenopbouw wordt een nieuw belangrijk criterium bij aan- en uitbestedingen door de overheid. Waarschijnlijk blijven uitzonderingen bestaan, maar bedrijven met werknemers die werken aan een opdracht die door de overheid wordt aan- of uitbesteed, doen er verstandig aan een pensioenregeling te overwegen als deze nog niet is toegezegd.
Het pensioenlabel
Werkgevers moeten verplicht worden om informatie te geven over de arbeidsvoorwaarde pensioen aan toekomstige werknemers, bijvoorbeeld met een pensioenlabel. Het pensioenlabel bestaat dan uit een samenvatting van de pensioenregeling.
Extra aandacht voor invaren
Het moet duidelijk zijn voor deelnemers en gewezen deelnemers waar zij begrijpelijke informatie kunnen vinden over het invaren en waar zij naartoe kunnen gaan bij klachten of geschillen. De informatie moet zo veel mogelijk op B1-taalniveau door de overheid worden aangeboden.
Deelnemers en gewezen deelnemers kunnen bij een klacht contact opnemen met hun eigen pensioenfonds, de Ombudsman Pensioenen of met de geschilleninstantie.
Praktische tips
Zodra duidelijk is waar en hoe een klacht kan worden voorgelegd aan de nieuwe geschilleninstantie, zullen pensioenuitvoerders hierop moeten wijzen in hun pensioenreglement. Dit is extra belangrijk geworden, omdat een amendement is aangenomen om het oorspronkelijk tijdelijke karakter van deze nieuwe geschilleninstantie te vervangen door een permanent karakter.
Invaren zal op grote schaal plaatsvinden en nog tot veel discussies leiden. Als een klacht hierover wordt ingediend, is het zinvol als de klager stelt de informatie van de rijksoverheid over invaren te hebben gelezen en begrepen. Dat zal mogelijk een van de eerste vragen aan de klager zijn als een klacht door de Ombudsman Pensioenen of de geschilleninstantie wordt behandeld.
Verlenging soepele indexatieregels en voorkomen kortingen
De regering zal begin 2023 een indexatie-AMvB vaststellen, die het mogelijk maakt om ook tot de ingangsdatum van de Wet toekomst pensioenen de versoepelde indexatieregels toe te passen.
Het kabinet moet voorkomen dat pensioenfondsen onnodig kortingen moeten uitvoeren door het huidige financieel toetsingskader voor inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen. Deze pensioenfondsen kunnen overleggen met DNB om een vrijstelling krijgen voor de hersteltermijn van 10 jaar.
Zware beroepen
De huidige regeling om eerder te stoppen met werken loopt af na 2025. Het beschikbare geld is nog te weinig terechtgekomen bij de mensen die echt een zwaar beroep uitoefenen. Daarom zal de regering met een nieuwe regeling komen, die meer gericht is op mensen met zware beroepen. Het doel is dat mensen met een zwaar beroep de mogelijkheid krijgen om ook na 2025 eerder met pensioen te gaan of minder dagen te werken met behoud van pensioenopbouw.
Praktische tips
Eerder stoppen met werken zal in toenemende mate wenselijk zijn nu de AOW-datum verder opschuift. Het is interessant om de mogelijkheden die de regering aanbiedt en nog gaat aanbieden te betrekken bij de wens van een werknemer om eerder met pensioen te gaan.
Bescherming verzekerden tegen doorverkopen pensioenverplichtingen
Verzekeraars kunnen hun pensioenportefeuilles doorverkopen aan een andere verzekeraar. De regering gaat voorstellen doen om de belangen van de verzekerden beter te beschermen tegen doorverkopen van pensioenverplichtingen.
Verlagen van vermogensbeheerkosten
De kosten voor vermogensbeheer van pensioenfondsen bedragen ongeveer € 10 miljard per jaar. De regering gaat actie ondernemen om de vermogensbeheerkosten van pensioenfondsen flink te verlagen.
Belangenvertegenwoordiging bij pensioenfondsen
De regering gaat onderzoeken of de vertegenwoordiging door de belanghebbenden in het pensioenfonds nog steeds voldoende is voor een evenwichtige besluitvorming binnen de Wet toekomst pensioenen. De Tweede Kamer wordt over de aanpak van dit onderzoek voor het zomerreces van 2023 nader geïnformeerd.
Praktische tips
De vertegenwoordiging van werkgevers en verschillende soorten deelnemers aan een pensioenfonds wordt in het nieuwe pensioenstelsel niet gewijzigd. Toch is de invoering van het nieuwe pensioenstelsel een goed moment om de rol en positie van de verschillende belanghebbenden in de pensioenfondsen te evalueren.
Gegevensuitwisseling tussen pensioenuitvoerders en het UWV
In het nieuwe pensioenstelsel ontstaat recht op nabestaandenpensioen bij het einde van het dienstverband. Hierbij kan van belang kan zijn dat iemand een WW-uitkering ontvangt of een nieuwe werkgever heeft. Pensioenuitvoerders moeten dit kunnen controleren. Daarom zal de regering gegevensuitwisseling tussen het UWV en pensioenuitvoerders mogelijk moeten maken.
Onderzoek naar restitutie bij overlijden na premievrijmaking
Het kabinet gaat de mogelijkheid van restitutie onderzoeken binnen het nabestaandenpensioen. Dan zou bij overlijden zonder dekking namelijk geen nabestaandenpensioen, maar wel een opgebouwde pensioenaanspraak kunnen worden uitgekeerd aan nabestaanden. Op dit moment is nog lastig in te schatten wat de precieze gevolgen daarvan zijn voor bijvoorbeeld premiestelling en het aanbod van het nabestaandenpensioen. De Tweede Kamer zal hierover vóór 1 juni 2023 verder worden geïnformeerd.
Praktische tips
Er is een kans aanwezig dat deze mogelijkheid wordt toegevoegd aan de regeling die nu geldt voor de vrijwillige voortzetting van nabestaandenpensioen. Daarom kan het gunstig zijn nog even te wachten op de resultaten van dit onderzoek. Zeker als een werkgever iets wenst af te spreken over restitutie van de opgebouwde pensioenaanspraken na einde deelname aan een pensioenregeling die voldoet aan de Wet toekomst pensioenen.
Is een dekking bij overlijden belangrijk voor een deelnemer? Dan kan ook worden gewezen op de mogelijkheid om zelf een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten buiten de werkgever om. Dat heeft als voordeel dat de dekking in stand blijft bij wisseling van baan.
Verbetering van de Anw-hiaatverzekeringen en nabestaandenoverbruggingspensioenen
Er bestaan grote verschillen in uitkering bij overlijden vlak voor of vlak na de pensioendatum. Dit is een belangrijk aandachtspunt dat door een Anw-hiaatverzekering of een nabestaandenoverbruggingspensioen voor een deel kan worden ondervangen.
De regering gaat de mogelijkheid en de voordelen van een Anw-hiaatverzekering of een nabestaandenoverbruggingspensioen beter onder de aandacht brengen van sociale partners.
Pensioenopbouw voor zelfstandigen
De regering gaat onderzoeken of er aanvullende mogelijkheden zijn om de pensioenopbouw voor zelfstandigen te verbeteren. Dit geldt zowel voor pensioenopbouw binnen de tweede als de derde pijler.
Uitvoeringsmonitor
De regering zal een uitvoeringsmonitor naar de Tweede Kamer sturen aan het einde van de arbeidsvoorwaardelijke fase. Hierin wordt een overzicht van alle toegezegde administratieve verbeteringen opgenomen. In 2026 kan de regering zien of de implementatie van het nieuwe pensioenstelsel op tijd en verantwoord kan worden doorgevoerd.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Aangenomen amendementen bij Wet toekomst pensioenen
De nieuwe geschilleninstantie wordt blijvend. Dit is wenselijk om een aantal redenen:
- De nieuwe geschilleninstantie kan een te grote werklast voorkomen voor de rechtspraak.
- De klachten die de nieuwe geschilleninstantie gaat beoordelen, gaan niet alleen over pensioenklachten tijdens de transitiefase, maar ook over klachten die daarna ontstaan.
- Er bestaat nog geen vergelijkbare geschilleninstantie voor klachten over pensioenen. De Ombudsman Pensioenen lijkt hierop, maar geeft adviezen die niet bindend zijn.
- Niet alle pensioenuitvoerders zijn aangesloten bij de Ombudsman Pensioenen, terwijl dit wel geldt voor de nieuwe geschilleninstantie.
Praktische tips
Pensioenuitvoerders zullen moeten wijzen op deze geschilleninstantie in hun pensioenreglement, zodra duidelijk is waarvoor, waar en hoe een klacht kan worden ingediend.
Wijzigingen bij vrijwillig voortzetten partnerpensioen
Het partnerpensioen kan vrijwillig worden voortgezet na einde van de deelname, zodra de standaard uitloopdekking eindigt. Hiervoor is instemming vereist van de gewezen deelnemer. Pensioenuitvoerders sturen vervolgens jaarlijks een brief met de vraag of deze uitloopdekking wel of niet moet worden voortgezet. De pensioenuitvoerders stoppen deze vrijwillige dekking als ze geen reactie ontvangen. Er zullen mensen zijn die zich niet bewust zijn van deze stopzetting, bijvoorbeeld omdat ze de brief verkeerd lezen of niet openen. Daarom worden de gevolgen bij het ontbreken van een reactie gewijzigd van stopzetten naar voortzetten. Hiermee worden schrijnende gevallen voorkomen bij nabestaanden van gewezen deelnemers die in het verleden hebben gekozen voor vrijwillig voortzetten van partnerpensioen.
Daarnaast is geregeld dat gewezen deelnemers minimaal 15 jaar recht hebben om het partnerpensioen op risicobasis vrijwillig voort te zetten. Sociale partners kunnen de vrijwillige voortzetting ook voor een langere periode aanbieden. De gewezen deelnemer kan nog wel zelf kiezen voor een kortere periode.
Praktische tips
De vrijwillige voortzetting van langer dan 15 jaar zal niet door alle pensioenuitvoerders worden aangeboden. Een lange periode van vrijwillige voortzetting veroorzaakt meer administratieve inspanning, meer inspanning in het kader van keuzebegeleiding en een ander tariefgebouw dan bij een maximale periode van 15 jaar. Mogelijk wegen deze nadelen voor pensioenuitvoerders zwaarder dan het voldoen aan een eventuele wens van sociale partners. Is dit een belangrijke wens voor een nieuwe pensioenregeling? Dan is het slim om in een vroeg stadium met de beoogde pensioenuitvoerder in gesprek te gaan over de uitvoering hiervan.
Bevoegdheid tot waardeoverdracht voor tussentijdse omzetting in een vaste pensioenuitkering
In de laatste 15 jaar voor de AOW-leeftijd kan een deelnemer of gewezen deelnemer via de premie-uitkeringsovereenkomst een deel van de pensioenaanspraak omzetten in een vaste uitkering vanaf de pensioendatum. Deze mogelijkheid bestaat volgens het wetsvoorstel alleen bij verzekeraars, niet bij pensioenfondsen en PPI’s. Met dit amendement wordt mogelijk gemaakt dat de PPI een premie-uitkeringsovereenkomst aanbiedt. Een PPI mag geen vaste pensioenuitkering aanbieden. Daarom wordt met dit addendum geregeld dat de waarde van pensioenaanspraken die bij een PPI zijn opgebouwd, tussentijds op verzoek van de deelnemer mogen worden overgedragen aan een verzekeraar. De pensioenaanspraak kan vervolgens omgezet worden in een vaste uitkering vanaf de pensioendatum voordat de pensioendatum is bereikt.
Praktische tips
De mogelijkheid van tussentijdse waardeoverdracht verkleint het verschil tussen pensioenregelingen van PPI’s en verzekeraars. Dankzij deze optie kunnen PPI’s via een samenwerking met een verzekeraar ook premie-uitkeringsovereenkomsten aanbieden. Hierdoor kunnen deelnemers de kosten beter vergelijken van de regelingen van PPI’s en verzekeraars. Bij pensioenfondsen blijft deze contractvorm en ook deze vorm van tussentijdse waardeoverdracht verboden.
Wordt door de waardeoverdracht ook het partnerpensioen geraakt? Dan is instemming vereist van de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen.
Verbetering verplichte uitloopdekking voor nabestaandenpensioen
De uitloopdekking voor het nabestaandenpensioen wordt op twee punten verbeterd:
- Sociale partners kunnen een uitloopperiode van 6 maanden in plaats van de standaardtermijn van 3 maanden afspreken na einde deelname aan de pensioenregeling.
- De uitloopdekking voor het nabestaandenpensioen geldt ook als een gewezen deelnemer vanwege ziekte niet in de Werkloosheidswet maar in de Ziektewet belandt. Dit geldt ook als de gewezen deelnemer eerst een uitkering ontvangt door de Werkloosheidswet en daarna door de Ziektewet of vanuit de Ziektewet in de Werkloosheidswet terechtkomt.
Praktische tips
Het verlengen van de standaardtermijn van uitloopdekking van 3 naar 6 maanden zal niet door alle pensioenuitvoerders worden aangeboden. Is dit een belangrijke wens voor een nieuwe pensioenregeling? Dan is het raadzaam om in een vroeg stadium met de pensioenuitvoerders in gesprek te gaan over de uitvoering hiervan. Een adviseur zal alert moeten zijn op wat sociale partners afspreken en welke pensioenuitvoerder dat kan en wil uitvoeren.
Handhaving Uniform Pensioen Overzicht (UPO)
Het UPO blijft bestaan, omdat dit wenselijk is voor de begrijpelijkheid en vergelijkbaarheid van pensioenregelingen.
Uitbreiding rol pensioenregister
Pensioengegevens uit mijnpensioenoverzicht.nl kunnen worden gedeeld met de pensioenuitvoerder als de deelnemer dit wil. De pensioenuitvoerder heeft hierdoor een vollediger beeld van de pensioenopbouw van de deelnemer en kan hierdoor betere keuzebegeleiding bieden. Gegevensdeling kan niet worden verplicht door de pensioenuitvoerder.
Praktische tips
Voor de meest passende keuzebegeleiding is een vollediger beeld van pensioendata wenselijk. Dit kan leiden tot betere keuzes voor deelnemers. Vanuit dat oogpunt is het wenselijk aanspraak- of pensioengerechtigden te motiveren hun gegevens uit mijnpensioenoverzicht.nl te delen met de pensioenuitvoerder.
De gegevens uit mijnpensioenoverzicht.nl geven geen volledig beeld van de financiële situatie van een persoon. Ook andere factoren kunnen een rol spelen bij keuzes die in een pensioenregeling kunnen worden gemaakt, zoals de overwaarde van een eigen woning, lijfrenten, toeslagen en schulden. Met een integraal advies kan de volledige financiële situatie van de klant worden meegenomen.
Monitoring van drie extra onderwerpen
Het kabinet gaat de volgende doelen van het nieuwe pensioenstelsel monitoren:
- Eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen.
- Het pensioen wordt transparanter en persoonlijker.
- Het pensioenstelsel sluit beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt.
Het halen van deze drie doelen is namelijk belangrijk om het vertrouwen van burgers in het pensioenstelsel terug te winnen of te behouden.
Risicodelingsreserve
De risicodelingsreserve mag worden gevuld met premies of bij invaren. Het wordt daarnaast mogelijk gemaakt om de risicodelingsreserve te vullen op een later moment. De inleg in de risicodelingsreserve kan ook uitgesteld worden tot het moment waarop de uitkering ingekocht wordt. Pensioenfondsen krijgen hierdoor meer mogelijkheden om eventuele tegenvallers op te vangen tijdens de uitkeringsfase. Dit is ook mogelijk bij de inkoop van een variabele uitkering.
Praktische tips
Wordt de risicodelingsreserve alleen gevuld met premies? Dan is het moeilijker om te voorkomen dat de uitkeringen lager worden voor bijvoorbeeld jonge deelnemers. Mogelijk storten zij geld in de reserve dat gebruikt wordt om kortingen bij oudere mensen te voorkomen. Ook kan het alleen vullen met premies niet gewenste gevolgen hebben voor deelnemers die willen shoppen en daardoor de reserve niet meekrijgen.
Individuele waardeoverdracht tijdens transitieperiode
Het recht op waardeoverdracht wordt gepauzeerd tijdens een deel van de transitie. Hiermee wordt voorkomen dat het voor de deelnemer toch al ingewikkelde proces nog ingewikkelder wordt.
Zijn beide pensioenuitvoerders nog niet ingevaren of hebben zij aangegeven dat niet te gaan doen? Dan kunnen waardeoverdrachten nog wel plaatsvinden. Zijn beide betrokken pensioenuitvoerders ingevaren? Dan herleeft het recht op individuele waardeoverdracht direct na het invaren.
Praktische tips
Waardeoverdracht heeft voor deelnemers voor- en nadelen. De vernieuwing van het pensioenstelsel is wellicht een goed moment om alle premievrije pensioenaanspraken te inventariseren en waardeoverdracht te overwegen. Tijdig met deze actie starten kan een eventuele opschorting van het individueel recht op waardeoverdracht voorkomen. Hierdoor wordt de waardeoverdracht sneller uitgevoerd en de keuze wellicht gunstig beïnvloed.
Extra communicatie over opbouw, inleg en rendementen bij pensioenfondsen
Pensioenfondsen moeten op het pensioenoverzicht inzicht bieden in de volgende extra gegevens:
- opbouw vanuit werkgevers- en werknemerspremies;
- de totale ingelegde premies; en
- de behaalde rendementen.
Pensioenfondsen worden opgeroepen om de vergelijkbaarheid van de gegevens zo eenvoudig mogelijk te maken. Inzicht in deze gegevens vergroot de vergelijkbaarheid van pensioenregelingen en daarmee het draagvlak.
Verruiming standaardmethode bij invaren voor pensioenfondsen met hoge dekkingsgraad
Pensioenfondsen met dekkingsgraden boven de 110% krijgen extra ruimte om af te wijken van de standaardregel bij indexeren. Voorwaarde hiervoor is dat deelnemers minimaal 95% van de uitkomst van de standaardregel krijgen toebedeeld. Dit geldt nadat eventueel een solidariteitsreserve, een risicodelingsreserve of een compensatiedepot is gevuld.
Praktische tips
Pensioenfondsen met een hoge dekkingsgraad kunnen door deze verruiming nadenken over inhaalindexatie. Dit kan een belangrijke afweging zijn als een deelnemer de keuze heeft om bijvoorbeeld via individuele waardeoverdracht pensioenaanspraken over te hevelen naar een dergelijk pensioenfonds.
Extra tussenevaluaties over halvering witte vlek
Op 1 januari 2028 moet het aantal werknemers dat geen pensioen opbouwt zijn gehalveerd vergeleken met het aantal in 2019. De ontwikkeling van de witte vlek wordt niet alleen in 2025 en 2028 maar ook in 2022, 2024, 2026 en 2027 gemeten. Uiterlijk op 1 oktober van de daaropvolgende jaren wordt door het CBS gerapporteerd over de uitkomsten van de metingen. In 2025 vindt een tussenevaluatie plaats. Wordt de doelstelling mogelijk niet behaald? Dan onderzoekt het kabinet aanvullende maatregelen, waaronder een algemene pensioenplicht.
Uit de eindrapportage in 2028 moet blijken of de doelstelling ten aanzien van de witte vlek is behaald. Zo niet, dan moet de regering aanvullende maatregelen nemen en onderzoekt het kabinet een algemene pensioenplicht.
Ook beleggingsvrijheid mogelijk in premie-uitkeringsovereenkomsten
Aan premie-uitkeringsovereenkomsten wordt de mogelijkheid van beleggingsvrijheid toegevoegd. De beleggingsvrijheid is hiermee hetzelfde als bij een flexibele premieovereenkomst. Een pensioenuitvoerder mag daardoor ook in een premie-uitkeringsovereenkomst aan de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid aanbieden om de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen.
Praktische tips
Eerst was beleggingsvrijheid alleen mogelijk via een flexibele premieovereenkomst. Nu ook de beleggingsvrijheid en de daarmee samenhangende zorgplichtbepalingen van artikel 52 PW van toepassing kunnen zijn op premie-uitkeringsovereenkomsten, wordt dit type pensioenregeling aantrekkelijker, omdat deelnemers met en zonder beleggingsvrijheid hiervoor kunnen kiezen.
Maximale toetredingsleeftijd van 21 naar 18 jaar
De startleeftijd voor pensioenopbouw wordt voor alle pensioenregelingen per 1 januari 2024 verlaagd van 21 jaar naar 18 jaar. Op dit moment mogen werkgevers hun werknemers die jonger zijn dan 21 jaar uitsluiten van de pensioentoezegging. Het verlagen van de toetredingsleeftijd past bij het doel om de witte vlek te halveren en bij het streven naar een gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket voor alle werkenden.
Praktische tips
Met name jongeren die vroeg beginnen met werken, verhogen hiermee de kans op een goed pensioen door de langere beleggingshorizon.
De verlaging van de toetredingsleeftijd geldt ook voor pensioenregelingen op basis van het huidige pensioenstelsel. Dat kan een grote extra premiedruk en administratieve last veroorzaken bij werkgevers waar werknemers in dienst zijn in de leeftijdsgroep van 18 tot 21 jaar. Van belang is deze gevolgen op tijd in kaart te brengen en te betrekken bij eventuele andere gewenste of beoogde wijzigingen.
Afschaffen wachttijd
De mogelijkheid van het gebruiken van een wachttijd bij pensioenopbouw wordt afgeschaft. Om de administratieve lasten voor werkgevers die gebruikmaken van uitzendkrachten en voor de pensioenuitvoerders te beperken, blijft een drempelperiode van 8 weken wel toegestaan. Bij een drempelperiode worden deelnemers uit de uitzendbranche na afloop van die periode met terugwerkende kracht alsnog opgenomen in de pensioenregeling.
Praktische tips
Het afschaffen van de wachttijd kan vooral een grote extra premiedruk en administratieve last veroorzaken bij werkgevers waar uitzendkrachten langer dan 8 weken in dienst zijn. Van belang is deze gevolgen op tijd in kaart te brengen en te betrekken bij eventuele andere gewenste of beoogde wijzigingen. Het afschaffen van de wachttijd geldt voor alle soorten werknemers. Voor niet-uitzendkrachten zijn de gevolgen minder groot, maar ook aanwezig.
Uitkeringscollectief in de solidaire premieovereenkomst
In de flexibele premieregeling is een contract mogelijk met individuele opbouw en een collectieve regeling in de uitkeringsfase. Dit maakt het makkelijker om het pensioen voor iedereen gelijk aan te passen. Deze mogelijkheid is voor gepensioneerden ook wenselijk in de solidaire premieregeling.
Het is daarvoor wel nodig om de opbrengsten die elk jaar voor een persoon zijn gereserveerd een beetje aan te passen. Dit zorgt ervoor dat de uitkeringen voor iedereen hetzelfde kunnen zijn. Deze vorm van een collectieve uitkeringsfase is al toegestaan in pensioenen die zijn gebaseerd op de Wet verbeterde premieregeling.
Praktische tips
Het toestaan van een uitkeringscollectief in solidaire premieovereenkomsten maakt deze pensioenvorm meer vergelijkbaar met de flexibele premie-overeenkomst, beter uitvoerbaar en eenvoudiger uitlegbaar.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Lagere regelgeving: Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Het is nieuw dat zelfstandigen zich aan kunnen sluiten bij een pensioenregeling in de tweede pijler. De keuze hiervoor is vrijwillig.
Pensioenuitvoerder
Een pensioenuitvoerder is niet verplicht om een pensioenregeling aan te bieden aan zelfstandigen in de tweede pijler volgens de experimenteerwetgeving.
Gaat een pensioenuitvoerder een pensioenregeling uitvoeren voor zelfstandigen in de tweede pijler? Dan moet de pensioenuitvoerder hiervan een melding doen bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) door een meldplicht. Het ministerie van SZW geeft de melding vervolgens door aan de AFM en DNB. De pensioenuitvoerder moet rekening houden met de belangen van de zelfstandigen in de aangeboden pensioenregeling.
Bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen
Bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen mogen alleen een pensioenregeling volgens de experimenteerwetgeving aanbieden aan zelfstandigen die werken binnen het bereik van het bedrijfstakpensioenfondsen of het ondernemingspensioenfonds. Het toetsmoment van de werkingssfeer is bij de start van de deelname van de zelfstandige aan de pensioenregeling.
Pensioenuitvoerders mogen zelfstandigen zelf benaderen om deel te nemen aan een pensioenregeling in de tweede pijler volgens de experimenteerwetgeving. De volgende voorwaarden gelden:
- De zelfstandige valt onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds.
- De zelfstandige is al bekend bij de pensioenuitvoerder als gewezen deelnemer.
Informatie
De zelfstandige moet de volgende informatie krijgen voordat hij deelneemt aan een pensioenregeling in de tweede pijler:
- de hoogte van de premie;
- de uiteindelijke hoogte van de uitkering in een optimistisch, verwacht en pessimistisch scenario;
- het soort pensioencontract;
- de risico’s voor de zelfstandige;
- de kosten voor de zelfstandige, zoals de uitvoeringskosten per jaar;
- de afspraken over de verdeling van de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve;
- het is niet mogelijk om de gestorte premie tussentijds op te nemen;
- de zelfstandige wordt gewezen op de fiscale gevolgen van deelname aan de pensioenregeling;
- de gevolgen van deelname aan het experiment; en
- de gevolgen van het einde van het experiment.
Fiscale gevolgen
Bouwt een zelfstandige pensioen op via de tweede pijler? Dan gelden dezelfde voorwaarden om voor de omkeerregel in aanmerking te komen als voor werknemers.
Bouwt een zelfstandige pensioen op in de derde pijler? Dan gelden de gebruikelijke regels, zoals voor de berekening van de jaarruimte.
Einde experiment
Wordt het experiment beëindigd door de wetgever, de pensioenuitvoerder of de zelfstandige? Dan blijft het opgebouwde pensioen staan bij de pensioenuitvoerder tot een uitkering mogelijk is volgens het pensioenreglement. Verder moet de zelfstandige informatie krijgen over onder andere:
- de gevolgen van de beëindiging;
- over afkoop als dat relevant is;
- over de keuzes die volgens het pensioenreglement mogelijk zijn, zoals vrijwillige voorzetting voor maximaal 10 jaar; en
- over de waardeoverdracht.
Keuzebegeleiding
De nieuwe regels over keuzebegeleiding gelden ook voor pensioenuitvoerders die pensioen in de tweede pijler aanbieden aan zelfstandigen.
Looptijd experimenteerwetgeving
De experimenten mogen maximaal 5 jaar duren. Mogelijk wordt de experimenteerwetgeving hierna verlengd of structureel opgenomen in de wet.
Partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen
Het experiment mag naast opbouw van pensioen ook een dekking voor overlijden en arbeidsongeschiktheid bevatten. Dan gelden dezelfde regels voor bijvoorbeeld het partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen, zoals voorgesteld in de Wet toekomst pensioenen.
Verschillen tweede en derde pijler
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Tweede pijler | Derde pijler | |
Solidariteitsreserve of risicodelingsreserve | Reserve kan verplicht worden gesteld. | Geen reserve mogelijk. |
Beleggingsbeleid | Voornamelijk collectief via een lifecycle. Volgens de regels in het pensioenreglement kan vrij beleggen een mogelijkheid zijn. | Volgens het fondsaanbod van de aanbieder van het product, vaak zelf te kiezen. |
Delen van beleggingsrisico, langlevenrisico en overlijdensrisico | Mogelijk via een collectieve afspraak. | Niet mogelijk. |
Duur uitkering | Levenslang. | Keuze levenslang of tijdelijk. |
Start uitkering | Volgens de regels in het pensioenreglement waarbij rekening gehouden moet worden met de regels over deeltijdpensioen. | Volgens de regels in de productvoorwaarden waarbij rekening gehouden moet worden met de regels over de overbruggingslijfrente en tijdelijke oudedagslijfrente. |
Uiterlijke ingang uitkering | 5 jaar na AOW-datum. | 5 jaar na AOW-datum. |
Verzekeringen bij overlijden en arbeidsongeschiktheid | Verzekeringen zijn meestal gekoppeld aan de pensioenregeling, afhankelijk van de pensioenregeling. | Verzekeringen zijn mogelijk gekoppeld aan het product, afhankelijk van de productvoorwaarden. |
Fiscaliteit inleg en uitkering | Inleg aftrekbaar van de loonbelasting via de omkeerregel als wordt voldaan aan de regels, zoals ook voor werknemers gelden. | Inleg aftrekbaar van de inkomstenbelasting via de omkeerregel voor zover er jaarruimte en reserveringsruimte aanwezig is. |
Volledige afkoopmogelijkheid | Afhankelijk van de hoogte van de opbouw en alleen op initiatief van de pensioenuitvoerder. | Afhankelijk van de hoogte van de opbouw en bij arbeidsongeschiktheid zonder en anders met revisierente, op eigen initiatief. |
Gedeeltelijke afkoopmogelijkheid tot 10% van de opgebouwde waarde | Mogelijk op eigen initiatief. | Mogelijk op eigen initiatief. |
Achtergrondinformatie:
Overheid.nl: Besluit experimenten pensioenregeling voor zelfstandigen
Praktische tips
Een zelfstandige is niet verplicht om advies in te winnen bij een adviseur als de zelfstandige wil meedoen aan een pensioenregeling in de tweede pijler. De vraag is wel of pensioenuitvoerders gaan toestaan dat deelname mogelijk is via execution only. Wil een zelfstandige wel advies? Breng dan alle mogelijkheden voor de zelfstandige in beeld. Denk hierbij aan de mogelijkheden in de tweede en derde pijler. Breng ook de fiscale verschillen en gevolgen goed in beeld voor de zelfstandige.
Ligt het marginale belastingtarief over het inkomen van de zelfstandige tijdens de werkfase lager dan tijdens de uitkeringsfase? Dan is het fiscaal niet aantrekkelijk om deel te nemen aan een pensioenregeling in de tweede pijler of een lijfrente in de derde pijler, waarbij de inleg van de belasting wordt afgetrokken. Dan wordt namelijk de uitkering zwaarder belast. Overweeg dan een andere mogelijkheid in de nettosfeer, zoals beleggen of een nettolijfrente.
Een medische keuring is niet toegestaan voor deelname aan een tweede pijlerpensioen. Heeft een klant een medisch dossier? Dan kan het aantrekkelijk zijn om aan te sluiten bij de experimenteerwetgeving. Collectieve risico’s worden namelijk gedeeld.
Heeft een zelfstandige meerdere opdrachtgevers en zou de zelfstandige zich daardoor kunnen aansluiten bij meerdere pensioenregelingen in de tweede pijler? Dan mag de zelfstandige zich naar verhouding van zijn pensioengevend inkomen aansluiten bij meerdere pensioenregelingen. Een zelfstandige moet zelf voorkomen dat hij meer opbouwt dan fiscaal mag.
De volgende tips gelden voor als de experimenteerwetgeving is afgelopen:
- De zelfstandige moet zelf duidelijk laten weten dat hij akkoord gaat met de aangeboden pensioenregeling in de tweede pijler. Dit kan bijvoorbeeld door het rekeningnummer door te geven waarvan de pensioenpremie afgeschreven mag worden.
- Is de opbouw van het kleine pensioen gestopt naafloop van de experimenteerwetgeving? En heeft een pensioenuitvoerder één keer geprobeerd om een waardeoverdracht te doen van een klein pensioen zonder dat dit is gelukt? Dan mag de pensioenuitvoerder het kleine pensioen afkopen en de uitkering ineens overmaken.
- De zelfstandige mag een verzoek tot waardeoverdracht indienen bij de pensioenuitvoerder na afloop van de experimenteerwetgeving. De pensioenuitvoerder moet het pensioen dan overdragen naar een pensioenuitvoerder waar de zelfstandige eerder pensioen heeft opgebouwd. Is de zelfstandige in loondienst gegaan? Dan mag het pensioen ook overgedragen worden naar de nieuwe pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.
- De zelfstandige mag vragen of de waarde wordt overgedragen naar een pensioenproduct in de derde pijler na afloop van de experimenteerwetgeving.
Er zijn twee websites live met informatie over het nieuwe pensioenstelsel. De eerste website is bedoeld voor professionals: werkenaanonspensioen.nl. De tweede website is bedoeld voor consumenten: onsnieuwepensioen.nl.
Lagere regelgeving: Voorwaarden nettopensioen
De brutobedragen voor de basispensioenregeling en de nettobedragen voor de vrijwillige nettopensioenregeling moeten nog steeds gescheiden blijven in de administratie van pensioenuitvoerders. Het is alleen mogelijk om deel te nemen aan de nettopensioenregeling als de persoon ook deelneemt aan de basispensioenregeling.
Door het nieuwe pensioenstelsel wijzigen de volgende voorwaarden voor het aanbieden van een nettopensioenregeling:
- De inrichting van het nettopensioen moet inhoudelijk aansluiten bij de basispensioenregeling. Heeft de basispensioenregeling een solidariteitsreserve? Dan moet de nettopensioenregeling ook een solidariteitsreserve hebben met dezelfde regels.
- Heeft de basispensioenregeling geen risicodelingsreserve? Dan moet de werkgever 10% bijdragen aan de vrijwillige pensioenvoorziening, zodat de nettopensioenregeling voldoende collectiviteit en solidariteit toevoegt.
Achtergrondinformatie:
Overheid.nl: Nettopensioen
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Praktische tip
Wil een werkgever een nettopensioenregeling aanbieden bovenop de flexibele premieregeling zonder risicodelingsreserve? Dan moet de werkgever dus 10% bijdragen aan de vrijwillige pensioenvoorziening. Wijs werkgevers hierop.
Lagere regelgeving: Besluit Toekomst pensioenen
Informatie bij voorlopig keuzemoment in flexibele premieregeling
De pensioenuitvoerder moet de deelnemer op tijd informeren over de keuzemogelijkheid voor een vaste of variabele pensioenuitkering op het voorlopig keuzemoment. De pensioenuitvoerder kan dan rekening houden met de beleggingen door de keuze van de deelnemer.
De deelnemer moet onder andere over de volgende onderdelen geïnformeerd worden:
- wat de keuze betekent;
- wat de gevolgen zijn van de keuze, zoals voor de risicodelingsreserve als deze aanwezig is;
- welke risico’s gelden;
- het te bereiken pensioen in een optimistisch, verwacht en pessimistisch scenario;
- de volatiliteit bij een variabele pensioenuitkering;
- of shoprecht aangeboden wordt; en
- of het mogelijk is om offertes op te vragen bij andere pensioenuitvoerders.
Deels vaste en deels variabele uitkering
Biedt de pensioenuitvoerder een deels vaste en een deels variabele uitkering aan? Dan moet de pensioenuitvoerder de hoogte van de uitkering laten zien in het meest gunstige scenario voor de deelnemer. De hoogte van de uitkering moet aansluiten bij de risicohouding van de deelnemer.
Informatie bij premie-uitkeringsovereenkomst
Heeft de deelnemer een premie-uitkeringsovereenkomst? Dan gelden dezelfde informatieverplichtingen als bij andere pensioenuitkeringen. Ook moet de deelnemer informatie krijgen of er moet een vaste pensioenuitkering worden aangeboden.
Informatie over solidariteitsreserve of risicodelingsreserve
Wijzigt er iets in de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve wat van invloed is op de uitkering van de deelnemer? Dan informeert de pensioenuitvoerder de deelnemer hierover periodiek.
Informatie over beleggingsbeleid
De pensioenuitvoerder moet op zijn website informatie geven over het beleggingsbeleid en de beleggingsresultaten.
Hoorrecht voor verenigingen van pensioengerechtigden en verenigingen van gewezen deelnemers
Voldoet een vereniging van pensioengerechtigden of van gewezen deelnemers aan de voorwaarden uit de wet? Dan heeft deze vereniging hoorrecht. Dit betekent dat de vereniging mag reageren op het transitieplan. De vereniging moet zichzelf aanmelden bij de pensioenuitvoerder om gebruik te kunnen maken van het hoorrecht.
Achtergrondinformatie:
Overheid.nl: Besluit toekomst pensioenen
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Praktische tip
Kiest een klant voor een variabele pensioenuitkering? Bespreek dan goed de volatiliteit in de uitkeringsfase. Beoordeel of de klant een verlaging van de pensioenuitkering kan dragen.
Zelfstandigen en uitzendkrachten
Het kabinet gaat testen met wetgeving, waardoor pensioenuitvoerders kunnen afwijken van de Pensioenwet. Hierdoor wordt het mogelijk om een pensioenregeling vanuit de tweede pijler aan te bieden aan zelfstandigen. Zelfstandigen krijgen hierbij soepelere regels voor de variatie in de hoogte van de inleg van de premie. Onder zelfstandigen vallen alle zelfstandigen, dus ook dga’s. Het kabinet werkt verdere regels uit in een Algemene Maatregel van Bestuur.
Zelfstandigen
Zelfstandigen kunnen zich aansluiten bij de volgende pensioenregelingen:
- Bij een bedrijfstakpensioenfonds als de zelfstandige in deze bedrijfstak werkt.
- Bij een andere pensioenregeling die aangeboden wordt door:
- een algemeen pensioenfonds;
- verzekeraar; of
- PPI.
Een zelfstandige kan zich aansluiten bij een bestaande pensioenregeling of aansluiten in een nieuw te vormen pensioenregeling speciaal voor zelfstandigen.
Wachttijd uitzendkrachten
De wachttijd voor deelname aan een pensioenregeling wordt 8 weken vanaf 1 juli 2023. Op dit moment is de wachttijd 26 weken. Door de kortere wachttijd neemt het aantal uitzendkrachten toe dat pensioen opbouwt. Heeft de uitzendkracht minimaal 8 weken gewerkt op 1 juli 2023? Dan geldt direct een deelname aan de pensioenregeling. Heeft de uitzendkracht minder dan 8 weken gewerkt op 1 juli 2023? Dan tellen deze weken wel mee in de berekening van de wachttijd. De pensioenopbouw werkt niet terug tot een bepaalde datum.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Praktische tip
De fiscale oudedagsreserve (FOR) wordt afgeschaft vanaf 2023. De bestaande regels blijven gelden voor de opgebouwde FOR’s. Dit betekent dat een zelfstandige pensioen op kan bouwen via een lijfrente of via de nieuwe wetgeving die voor zelfstandigen getest wordt.
AOW-leeftijd
Sinds 1 januari 2020 is de AOW-leeftijd minder snel omhooggegaan. Dit komt door afspraken in het pensioenakkoord. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd.
De AOW-leeftijd voor de aankomende periode is:
Jaartal | AOW-leeftijd |
2022 | 66 jaar + 7 maanden |
2023 | 66 jaar + 10 maanden |
2024 | 67 jaar |
2025 | 67 jaar |
2026 | 67 jaar |
2027 | 67 jaar |
Koppeling
De levensverwachting blijft gekoppeld aan de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd, maar op een andere manier. Nu is het zo dat als de levensverwachting stijgt met 1 jaar, de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd ook met 1 jaar stijgen. Vanaf 2026 wordt dit soepeler. Dan zorgt 1 jaar langer leven ervoor dat de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd met 8 maanden stijgen. De AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd stijgen dan dus minder snel dan de levensverwachting.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
De Eerste Kamer is akkoord met de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Een aantal wijzigingen in het pensioenstelsel moet zorgen voor meer flexibiliteit en keuzevrijheid. Hierdoor komen meer mogelijkheden voor:
- gedeeltelijke afkoop;
- een vrijstelling van de RVU-heffing; en
- verlofsparen.
Vanaf 1 januari 2024 is het mogelijk om het pensioen gedeeltelijk af te kopen. De vrijstelling van de RVU-heffing en de extra mogelijkheden bij het verlofsparen zijn ingegaan en werken terug tot 1 januari 2021.
Gedeeltelijke afkoop
Krijgt een pensioenuitvoerder het verzoek voor gedeeltelijke afkoop? Dan moet de pensioenuitvoerder hieraan meewerken. Het bedrag mag vrij worden besteed. Denk hierbij aan een aflossing op de eigenwoningschuld, een verbouwing aan de eigen woning of zelfs aan een vakantie.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- Iedereen krijgt het recht om maximaal 10% van het opgebouwde ouderdomspensioen af te kopen op de ingangsdatum van het pensioen. De gedeeltelijke afkoop is een percentage tot 10% per opgebouwd ouderdomspensioen per pensioenuitvoerder. Een deelnemer mag dus ook minder dan 10% afkopen.
- De gedeeltelijke afkoop gebeurt eenmalig op de ingangsdatum van het pensioen. De enige uitzondering hierop is deeltijdpensioen. Gaat een klant bijvoorbeeld voor 30% met deeltijdpensioen? Dan geldt de gedeeltelijke afkoop van maximaal 10% over deze eerste 30%. Gaat een klant later volledig met pensioen? Dan geldt de gedeeltelijke afkoop van maximaal 10% over de laatste 70%. Heeft een klant bij de eerste ingangsdatum van het deeltijdpensioen minder dan 10% gedeeltelijk afgekocht? Dan mag de klant dit gemiste percentage niet inhalen op een later ingangsmoment van het pensioen.
- Maakt de deelnemer gebruik van gedeeltelijke afkoop? Dan mag de deelnemer niet meer kiezen voor een hoog-laagpensioen, omdat de pensioenuitkering dan te laag wordt.
- Na de gedeeltelijke afkoop moet de jaarlijkse pensioenuitkering meer bedragen dan de afkoopgrens.
- Zorgt de gedeeltelijke afkoop van het ouderdomspensioen voor een verlaging van het partnerpensioen? Dan moet de partner toestemming geven voor de gedeeltelijke afkoop.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Uitstelmogelijkheid
In het wetsvoorstel is een uitstelmogelijkheid geregeld. De uitstelmogelijkheid betekent dat een deelnemer de gedeeltelijke afkoop op een ander moment dan op de ingangsdatum van het pensioen kan ontvangen.
De volgende deelnemers krijgen het recht om gebruik te maken van de uitstelmogelijkheid:
- Een deelnemer bij wie de ingangsdatum van het pensioen in dezelfde maand is als de maand waarin hij de AOW-leeftijd bereikt. Dit mag op de eerste dag van de maand zijn of op de dag waarop de deelnemer de AOW-leeftijd bereikt. Hoe korter de periode tussen het bereiken van de AOW-leeftijd en de gedeeltelijke afkoop, hoe makkelijker de regeling is voor deelnemers. Ook heeft de deelnemer dan minder kans op life-events. De deelnemer kan namelijk te maken krijgen met life-events tussen de pensioeningangsdatum en de datum van uitbetaling van de gedeeltelijke afkoop.
- Een deelnemer bij wie de ingangsdatum van het pensioen op de eerste dag van de volgende maand is waarin hij de AOW-leeftijd bereikt.
Praktische tip
Heeft jouw klant een vaste pensioenleeftijd die ligt voor de AOW-leeftijd? Dan kan de klant dus geen gebruikmaken van de uitstelmogelijkheid van de gedeeltelijke afkoop. Wijs je klant erop dat hij nog wel steeds het recht heeft om maximaal 10% van het opgebouwde ouderdomspensioen af te kopen op de ingangsdatum van het pensioen.
Maakt een deelnemer uit bovenstaande doelgroep gebruik van de uitstelmogelijkheid? Dan betaalt de pensioenuitvoerder de gedeeltelijke afkoop uit in de maand januari van het jaar na het jaar waarin de deelnemer de AOW-leeftijd heeft bereikt. Hierdoor betaalt deze deelnemer het tarief in box 1 voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd hebben bereikt.
Pensioenuitkeringen
Maakt de deelnemer gebruik van gedeeltelijke afkoop van bijvoorbeeld 10%? Dan wijzigt de pensioenuitvoerder de grootte van het ouderdomspensioen naar 90%. De totale pensioenaanspraak blijft in grootte gelijk, maar wordt dus op een andere manier uitgekeerd door de gedeeltelijke afkoop.
Definitieve keuze bij bedrag ineens
Kiest een pensioendeelnemer ervoor om maximaal 10% af te kopen van het opgebouwde ouderdomspensioen? Dan is deze keuze definitief. Dit heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid duidelijk gemaakt.
Informatie
De pensioenuitvoerder moet deelnemers goed begeleiden en informeren bij het maken van een keuze. Dit komt, omdat de keuze definitief is en gevolgen heeft voor:
- het belastbaar inkomen;
- de toeslagen; en
- de hoogte van de pensioenuitkering in de toekomst.
Pensioenuitvoerders
De pensioenuitvoerders en aanbieders van oudedagsvoorzieningen in de derde pijler moeten informatie geven aan alle deelnemers om te voorkomen dat een deelnemer geen goede keuze maakt. De pensioenuitvoerder stuurt een brief aan de deelnemer om de deelnemer informatie te geven over zijn keuzerecht. Heeft de deelnemer interesse in gedeeltelijke afkoop? Dan mag de deelnemer om persoonlijke informatie vragen aan de pensioenuitvoerder. De pensioenuitvoerder stuurt dan een tweede brief naar de deelnemer. In deze tweede brief staat de volgende informatie:
- de hoogte van het afkoopbedrag;
- de hoogte van de pensioenuitkering voor en na de afkoop;
- de waarschuwingen voor de gevolgen van de gedeeltelijke afkoop op het inkomen en de toeslagen; en
- de doorverwijzingen naar rekentools van de Belastingdienst en de SVB om de gevolgen te berekenen.
Overlijden
Heeft de deelnemer gebruikgemaakt van de uitstelmogelijkheid bij gedeeltelijke afkoop, maar overlijdt de deelnemer voor de uitbetalingsmaand in januari? Dan keert de pensioenuitvoerder de gedeeltelijke afkoop niet uit. De pensioenuitvoerder doet wel een nabetaling aan de inmiddels overleden deelnemer. Verduidelijkt is nu dat dit positieve bedrag in de nalatenschap komt.
Praktische tip
De hoogte van de nabetaling is 100% van de pensioenuitkering minus de al betaalde pensioenuitkering van 90% per maand die de overledene al aan pensioenuitkering heeft ontvangen.
Door deze nabetaling heeft de overledene niet te weinig aan pensioenuitkering gehad tijdens zijn leven. Deze nabetaling valt in de nalatenschap. Het bedrag is niet direct voor de partner van de overledene, omdat dit bedrag een ouderdomspensioen is.
Derde pijler
Het recht op gedeeltelijke afkoop geldt ook voor de individuele pensioenproducten in de derde pijler. Hierbij geldt wel een aanvullende voorwaarde. De waarde in het pensioenproduct moet namelijk meer bedragen dan de grens voor kleine lijfrenten na de gedeeltelijke afkoop.
Nettopensioen en nettolijfrente
Het recht op gedeeltelijke afkoop gaat ook gelden voor een nettopensioen en een nettolijfrente. Alleen bij de gedeeltelijke afkoop van een nettolijfrente geldt geen eis over het minimale bedrag dat over moet blijven na de gedeeltelijke afkoop.
Belastingheffing
Alleen over de gedeeltelijke afkoop moet belasting worden betaald voor de inkomstenbelasting. Hierover hoeft geen revisierente te worden betaald.
Echtscheiding
In onderstaand schema wordt duidelijk wat de gevolgen zijn van gedeeltelijke afkoop bij verevening of conversie.
Verevening | Conversie | |
Scheiding voor de gedeeltelijke afkoop | Maakt een deelnemer gebruik van gedeeltelijke afkoop? Dan heeft de ex-partner recht op een evenredig deel van deze afkoop. | Iedere partner kan zelf kiezen of hij gebruik wil maken van gedeeltelijke afkoop bij zijn eigen pensioen. |
Scheiding na de gedeeltelijke afkoop | De verevening vindt plaats over het resterende pensioen. | Conversie vindt plaats over het resterende pensioen. |
Oudedagsverplichting (ODV)
De gedeeltelijke afkoop geldt niet voor een ODV. Een klant kan de ODV wel omzetten naar een pensioenproduct in de derde pijler om ook gebruik te kunnen maken van gedeeltelijke afkoop.
Pensioen in eigen beheer (PEB)
De gedeeltelijke afkoop geldt wel voor een opgebouwd PEB.
Vrijstelling voor de RVU-heffing
Werkgevers krijgen een eenmalige vrijstelling van de RVU-heffing per werknemer sinds 1 januari 2021 tot 1 januari 2026. Het doel van de vrijstelling is dat werknemers met een zwaar beroep eerder kunnen stoppen met werken.
De vrijstelling geldt in de volgende situatie:
- Is de werknemer maximaal 3 jaar jonger dan de AOW-leeftijd? Dan mag de werkgever een bedrag uitkeren aan de werknemer om eerder te kunnen stoppen met werken. Dit mag ook een eenmalige uitkering zijn of een uitkering over een kortere periode dan 3 jaar.
- Van de bruto uitkering die werkgevers betalen aan de werknemer, mag de werkgever de belastingen en de premie voor de volksverzekeringen aftrekken. De uiteindelijke netto uitkering na aftrek hiervan is maximaal een netto AOW-uitkering voor een alleenstaande. De netto AOW-uitkering voor een alleenstaande is gelijk aan de RVU-drempelvrijstelling. Over dit bedrag geldt geen RVU-heffing.
- Krijgt een werknemer langer een uitkering dan 3 jaar voordat hij de AOW-leeftijd bereikt? Of krijgt de werknemer eerder een uitkering dan maximaal 3 jaar voordat hij de AOW-leeftijd bereikt? Dan is dit gedeelte belast met RVU-heffing. Is de uitkering hoger dan een netto AOW-uitkering voor een alleenstaande? Dan geldt over het hogere deel de RVU-heffing.
Overgangsrecht
Vanaf 1 januari 2026 geldt een overgangsrecht. Is voor 1 januari 2026 een uitkering voor de werknemer vanuit de werkgever schriftelijk vastgelegd? Dan geldt ook geen RVU-heffing in 2026, 2027 en 2028 als aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan.

De Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU) is een regeling die een werkgever aan een werknemer kan aanbieden om de periode tot aan de AOW-leeftijd te overbruggen. De werknemer kan hierdoor eerder stoppen met werken.
De RVU-drempelvrijstelling is een drempelbedrag. Over dit bedrag geldt geen RVU-heffing. De RVU-drempelvrijstelling is gelijk aan de netto AOW-uitkering voor een alleenstaande.
Verlofsparen
Het maximaal op te sparen verlof van 50 weken wordt verhoogd naar 100 weken. Hierdoor kan een werknemer eerder stoppen met werken. De werknemer kan dit verlof ook al eerder opnemen in zijn loopbaan.
Naast het reguliere jaarlijkse verlof, is het mogelijk om bovenwettelijk verlof af te spreken in cao’s. Daarnaast is het mogelijk om overwerk of ploegendiensten te belonen als extra verlofopbouw.
Praktische tip
Heeft een werknemer een zwaar beroep en moeite om de AOW-leeftijd te behalen op een gezonde manier? Onderzoek dan of er afspraken zijn gemaakt in de cao over een Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU). In de volgende cao’s zijn hierover afspraken gemaakt:
- Bouw en Infra;
- Afbouw;
- Schoonmaak- en glazenwassersbedrijf; en
- Politie.
Verplichte AOV voor zelfstandigen
De Stichting van de Arbeid heeft een onderzoeksrapport gepresenteerd over de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen. Met dit rapport kan het kabinet een wetsvoorstel gaan uitwerken.
Doelgroep
De volgende zelfstandigen vallen onder deze voorgestelde verzekeringsplicht:
- zelfstandigen zonder personeel (zzp) met winst uit onderneming;
- beroepsbeoefenaren met resultaat uit overige werkzaamheden;
- een dga zonder personeel; en
- meewerkende echtgenoten.
Een zelfstandige met personeel en gemoedsbezwaarden vallen niet onder de verzekeringsplicht.
Kenmerken verzekering
De volgende verzekeringskenmerken worden voorgesteld:
Verzekerd bedrag | Het laatstverdiende jaarinkomen tot € 30.000,- |
Uitkeringsbedrag | 70% van het verzekerd bedrag |
Uitkeringsduur | Tot aan de AOW-leeftijd |
Eigenrisicoperiode | 6 maanden, 1 jaar (standaard) of 2 jaar |
Premie | Inkomensafhankelijk en fiscaal aftrekbaar |
Arbeidsongeschiktheidscriterium | Gangbare arbeid |
Bij een verzekerd bedrag van € 30.000,- zal de premie ongeveer € 220,- bruto per maand zijn.
Het voorstel is dat de verzekering wordt aangeboden door het UWV, waarbij de Belastingdienst de premies ontvangt. Op deze manier kan het UWV actief helpen met de re-integratie van de zelfstandige. Een zelfstandige heeft de keuzevrijheid om een soortgelijke of aanvullende verzekering af te sluiten bij een verzekeraar.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Praktische tip
Zelfstandigen die al een AOV hebben afgesloten hoeven niet verplicht deel te nemen aan deze verplichte AOV. Als de lopende verzekering afloopt voor het bereiken van de AOW-leeftijd, stromen zij automatisch in de verplichte AOV. Wel is het raadzaam om als adviseur de voorwaarden van deze nieuwe verzekering mee te nemen in jouw advisering voor zowel bestaande als nieuwe klanten.
Ook zelfstandigen met gezondheidsproblemen komen in aanmerking voor deze verzekering. Extra gunstig voor deze doelgroep is dat de premie afhankelijk is van het inkomen en niet van de gezondheid. Informeer deze doelgroep hierover zodra deze verzekering wordt aangeboden.
Uitwerking verplichte AOV voor zelfstandigen
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven wat al uitgewerkt is over de verplichte AOV voor zelfstandigen.
De minister gaat uit van het advies van de Stichting van de Arbeid bij het uitwerken van de AOV-verplichting. De minister heeft zeven hoofdonderwerpen vastgesteld die nog verder uitgewerkt moeten worden.
1. Doelgroep
De kring van verzekerden gaat over wie onder deze AOV-verplichting vallen. Dit zijn voor nu:
- zzp’ers;
- zelfstandigen met personeel;
- dga’s zonder personeel;
- resultaatgenieters; en
- meewerkende echtgenoten.
Deze groep zal automatisch publiek verzekerd zijn. Zij mogen ook een private verzekering kiezen als deze minimaal dezelfde voorwaarden heeft bij de dekking, premie, uitkering en toegang tot de verzekering.
De volgende groep is nog niet automatisch publiek verzekerd:
- dga’s met personeel;
- gemoedsbezwaarden; en
- personen met resultaat uit overige werkzaamheden.
De minister is nog aan het bepalen of de agrarische sector mogelijk uitgezonderd moet worden van de verzekeringsplicht. Door de grote hoeveelheid aan premies die de agrarische sector al moet betalen zou de premie van een AOV hier niet meer bij kunnen. Ook hebben zij al andere manieren waarop zij verzekerd zijn voor arbeidsongeschiktheid, zoals via het lidmaatschap van de agrarische bedrijfsverzorging.
2. Betalen van premie
Het UWV en de Belastingdienst hebben aangegeven dat het innen van premie lastig is door de verschillen in de doelgroep. De minister gaat dit makkelijker maken door het idee verder uit te werken van een eenvoudige verzekering. In deze eenvoudige verzekering zijn weinig keuzemogelijkheden en uitzonderingen voor de verzekerde.
3. Overgangsrecht
De minister moet nog onderzoeken hoe zelfstandigen die nu een private verzekering hebben, gemakkelijk kunnen overstappen naar een publieke verzekering.
4. Uitkering
De uitkering en de manier waarop uitgekeerd wordt, gaat zoveel mogelijk lijken op hoe dit gaat bij de WIA. Sluit de WIA niet goed aan, omdat het om zelfstandigen gaat? Dan wordt gekeken naar de oude Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ).
De uitkering zou hierdoor de volgende vorm hebben:
- Vanaf 18 jaar kan het recht op een uitkering ontstaan tot aan de AOW-leeftijd.
- Het minimumpercentage arbeidsongeschikt voor het ontvangen van een uitkering is 35%. Dit geldt na de wachttijd.
- Voor de hoogte van de uitkering wordt gekeken naar het inkomen in het kalenderjaar voordat de zelfstandige ziek werd. Is dit financieel niet prettig voor de zelfstandige, omdat hij toevallig een financieel slecht jaar had? Dan wordt gekeken naar het gemiddelde inkomen in de afgelopen 5 jaar voordat de zelfstandige ziek werd.
- De uitkering is maximaal 100% van het wettelijk minimumloon.
- Komt de uitkering onder het sociaal minimum uit? Dan wordt deze door het UWV aangevuld tot aan het bijstandsniveau. De uitkering en de aanvulling samen kunnen niet hoger zijn dan het inkomen dat is gebruikt voor het vaststellen van de uitkering.
De minister moet nog onderzoeken hoe de uitkering gaat bij een zelfstandige die nog geen volledig kalenderjaar heeft gewerkt en ziek wordt.
5. Beoordeling recht op uitkering
Voor het bepalen of een zelfstandige een uitkering mag ontvangen, wordt gebruik gemaakt van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Dit systeem wordt ook gebruikt bij de WIA. Hiermee kan een schatting gemaakt worden van het inkomensverlies van een zelfstandige om zo de mate van arbeidsongeschiktheid te kunnen bepalen.
6. Werken na arbeidsongeschiktheid
De minister laat een onderzoek uitvoeren hoe ook zelfstandigen toegang kunnen krijgen tot een bedrijfsarts en arbozorg. Het doel van het onderzoek is om arbeidsongeschiktheid bij zelfstandigen beter te kunnen voorkomen en om zelfstandigen na arbeidsongeschikt sneller aan het werk te krijgen.
7. Betaalbaarheid
De uiteindelijke premie voor de AOV hangt af van de uiteindelijke vorm van de verzekering en kan hierdoor nog niet aangegeven worden. De minister vindt het hierbij wel belangrijk dat de zelfstandigen niet in een slechtere positie komen dan voor de ingangsdatum van de verplichte AOV.
De minister laat een onderzoek uitvoeren naar de mogelijkheden van het doorberekenen van de AOV-premie van zelfstandigen aan hun opdrachtgevers.
De minister geeft aan dat het aan het volgende kabinet is om daadwerkelijk beslissingen over de verplichte AOV te maken.
Inhoudsopgave
Doelen nieuw pensioenstelsel
Pensioencontracten
Risicohouding en reserves
Waardeoverdracht en overgangsrecht
Projectierendement
Overstap naar nieuw pensioenstelsel
Transitieplan
Implementatieplan
Nettopensioen
Derde pijler
Nabestaandenpensioen
Eerste Nota
Tweede nota
Derde Nota
Vierde Nota (nieuw)
Aangenomen moties (nieuw)
Aangenomen amendementen (nieuw)
Experimenteerwetgeving zelfstandigen
Voorwaarden nettopensioen
Besluit Toekomst pensioenen
Zelfstandigen en uitzendkrachten
AOW-leeftijd
Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Verplichte AOV voor zelfstandigen
Uitwerking verplichte AOV
Praktische tip
De publieke AOV zal vooral interessant zijn voor zwaardere beroepen. Zij kunnen zich namelijk lastiger verzekeren en vaak tegen een hoge premie bij private verzekeraars. Breng alvast in kaart welke klanten door hun beroep geen of lastig een AOV kunnen krijgen en hierdoor straks voordeel kunnen krijgen door de publieke verzekering af te sluiten.
Voor klanten met een lager risico op arbeidsongeschiktheid kan het juist voordeliger zijn om de private verzekering te behouden. Heb je nog niet goed geïnventariseerd wat het risico op arbeidsongeschiktheid is bij je klanten? Doe dit dan alsnog. Hierdoor kun je nu al beter adviseren over een vrijwillige AOV. Later kun je deze vrijwillige AOV beter vergelijken met de verplichte AOV.
Ingangsdatum
De verplichtstelling gaat op zijn vroegst tussen 2027 en 2029 in.