Hulp nodig?
Neem dan gerust contact met ons op via 010 - 760 11 00 of support@lindenhaeghe.nl.
Terug

Belasting

Let op: Niet alle voorstellen zijn definitief. Deze zijn pas definitief na akkoord van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

Box 1

AOW niet bereikt

Heeft iemand de AOW-leeftijd nog niet bereikt? Dan gelden vanaf 1 januari 2024 in box 1 de volgende tarieven:

Bij een inkomen van
meer dan maar niet meer dan bedraagt het tarief
€ 0,- € 75.624,- 36,97%
€ 75.624,- 49,50%

Het tarief in de eerste schijf is verhoogd met 0,04 procentpunt. Het tarief in de tweede schijf is gelijk gebleven. De inkomensgrens van de eerste schijf is verhoogd met € 2.593,-.

AOW wel bereikt (geboren vanaf 1946)

Heeft iemand de AOW-leeftijd wel bereikt? En is diegene geboren vanaf 1946? Dan gelden vanaf 1 januari 2024 in box 1 de volgende tarieven:  

Bij een inkomen van
meer dan maar niet meer dan bedraagt het tarief
€ 0,- 38.139,-  19,07% 
38.139,-  75.624,-  36,97% 
75.624,-  49,50%

Het tarief in schijf 1 bestaat uit belastingen en premies volksverzekeringen. Mensen die recht hebben op AOW, betalen geen premie voor de AOW. Daarom is het tarief in schijf 1 opgesplitst in twee tarieven. In het laagste tarief is deze premie voor de AOW niet meegenomen.  

AOW wel bereikt (geboren voor 1946)

Heeft iemand de AOW-leeftijd wel bereikt? En is diegene geboren voor 1946? Dan gelden vanaf 1 januari 2024 in box 1 de volgende tarieven:

Bij een inkomen van
meer dan maar niet meer dan bedraagt het tarief
€ 0,- 40.077,-  19,07% 
40.077,-  75.624,-  36,97% 
75.624,-  49,50%

De inkomensgrens voor AOW’ers die geboren zijn voor 1946 is € 1.938,- hoger dan voor AOW’ers die geboren zijn vanaf 1946.

Box 3 wijzigingen 2024 

Het kabinet heeft een paar aanpassingen voorgesteld voor het huidige box 3-stelsel vanaf 2024. 

Tarief

Het tarief in box 3 is 34% vanaf 1 januari 2024. 

Heffingsvrij vermogen

Het heffingsvrij vermogen wordt niet geïndexeerd en blijft € 57.000,- per fiscaal partner. 

Aandelen in VvE en derdengeldenrekening van de notaris of gerechtsdeurwaarder

Aandelen in de VvE en een derdengeldenrekening van de notaris of gerechtsdeurwaarder vallen onder de categorie banktegoeden vanaf 1 januari 2024. Deze vallen niet meer onder de categorie overige bezittingen. Dit geldt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023. 

Defiscalisering van onderlinge vorderingen en schulden in box 3

Onderlinge vorderingen en schulden in box 3 tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarigen worden gedefiscaliseerd vanaf 1 januari 2024. Ze worden dus niet als bezitting of als schuld in box 3 meegenomen voor de aangifte inkomstenbelasting. Dit geldt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023. 

Nieuw box 3-stelsel vanaf 2027 

Het nieuwe box 3-stelsel zal vanaf het belastingjaar 2027 gelden in plaats van 2026. De Belastingdienst gaat dan uit van het werkelijke rendement op spaargeld, schulden en beleggingen. 

Inkomsten

Op het box 3-vermogen kunnen de directe en indirecte inkomsten belast zijn. 

  • Directe inkomsten
    De directe inkomsten op vermogen worden belast. Dit gaat om rente op spaargeld, huur bij woningen en dividend bij aandelen. 
  • Indirecte inkomsten
    De indirecte inkomsten op vermogen worden ook belast. Het gaat hier dan om een winst door een waardeontwikkeling van het vermogen. Hierbij maakt het kabinet een onderscheid tussen: 
    • Vermogensaanwasbelasting (ongerealiseerde winst)
      De vermogensaanwasbelasting is het standaard uitgangspunt voor het nieuwe box 3-stelsel. Dit is een jaarlijkse belasting over de toegenomen waarde van het vermogen in dat jaar. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor aandelen. 
    • Vermogenswinstbelasting (gerealiseerde winst)
      De vermogenswinstbelasting geldt alleen in uitzonderlijke gevallen. Dit is een belasting op het moment dat de winst wordt gerealiseerd, meestal bij verkoop. Dit geldt voor onroerende zaken, aandelen in familiebedrijven en aandelen in startende innovatieve ondernemingen. De Belastingdienst bepaalt het indirecte rendement bij de vermogenswinstbepaling door de kostprijs te waarderen aan het begin en aan het einde van het kalenderjaar. De waarde bij vervreemding is hierbij uitgezonderd. Belastingheffing vindt alleen plaats bij vermogenswinst of -verlies en niet bij tussentijdse waardeveranderingen. 

Financiële instellingen kunnen de meeste gegevens jaarlijks verstrekken aan de belastingplichtige. Dit geldt in ieder geval voor spaargeld en voor beleggingsproducten.  

Aandelen 

De directe inkomsten op aandelen is dividend. De indirecte inkomsten op aandelen worden standaard belast volgens de vermogensaanwas.  

De Belastingdienst bepaalt hiervoor de beginwaarde van aandelen op 1 januari van het kalenderjaar en de eindwaarde op 31 december van hetzelfde kalenderjaar. De stortingen worden opgeteld bij de beginwaarde. De onttrekkingen worden afgehaald van de beginwaarde. Hiermee berekent de Belastingdienst de vermogensaanwas van aandelen per kalenderjaar. Kan de belastingplichtige deze belastingaanslag niet betalen? Dan kan de belastingplichtige een verzoek doen bij de Belastingdienst om uitstel van betaling. 

Praktische tip

Een nadeel van de vermogensaanwasbelasting is dat belastingplichtigen jaarlijks de waarde moeten bepalen en de stortingen en onttrekkingen moeten bijhouden om de vermogensaanwas te kunnen bepalen. Daarmee krijgt de belastingplichtige een administratieplicht erbij. 

Banktegoeden

Bij banktegoeden wordt alleen het directe rendement belast. Dit zijn dus alleen de rentevoordelen. Indirect rendement wordt niet belast.  

Overige bezittingen en schulden

Het kabinet wil dat het totaalvoordeel in box 3 wordt belast. Dit zijn alle gezamenlijke voordelen uit de bezittingen en schulden samen. De hoofdregel is hierbij de vermogensaanwasbelasting. De Belastingdienst bepaalt welke vermogensbestanddelen in box 3 worden belast. De belastingplichtige kan hierin geen keuze maken.  

  • Stortingen en onttrekkingen
    Belastingplichtigen kunnen ook vermogensmutaties doen of opbrengsten en uitgaven hebben die niets te maken hebben met het vermogen in box 3. De Belastingdienst ziet dit als stortingen of onttrekkingen. Deze worden meegenomen in de vermogensvergelijking tegen de waarde in het economisch verkeer. Dit geldt niet voor mutaties tussen andere box 3-vermogens en banktegoeden of contant geld. Deze vermogensaanwas wordt niet belast. 
  • Aftrekbare kosten
    Alleen kosten die te maken hebben met het innen, behouden en ontvangen van het resultaat, mogen worden afgetrokken in box 3. Denk hierbij aan:  

    • bank- en beheerkosten; 
    • transactiekosten voor het aan- en verkopen van beleggingen; of 
    • kosten voor betaalde rente.

Hebben de kosten niet alleen te maken met het box 3-resultaat, maar ook met een persoonlijke component? Dan zijn deze kosten niet aftrekbaar in box 3. Er vindt dus geen splitsing plaats in box 3. 

Het kabinet zal duidelijk aangeven welke kosten niet aftrekbaar zijn in box 3. 

Grondslag en waardering

Het kabinet wil het nominaal werkelijke rendement uit sparen en beleggen belasten en niet het reële werkelijke rendement. Het verschil tussen nominaal en reëel is de inflatie.  

  • Vrijstelling voor groen sparen en groen beleggen
    Het kabinet wil de vrijstelling voor groen sparen en beleggen afschaffen. In plaats van deze vrijstelling wil het kabinet de heffingskorting voor groene beleggingen en spaartegoeden verhogen.  
  • Schuldendrempel
    De schuldendrempel per fiscaal partner vervalt in het nieuwe stelsel. 

Heffingsvrij inkomen 

Het heffingsvrij vermogen vervalt in het nieuwe stelsel. Het kabinet wil graag een heffingsvrij inkomen per fiscaal partner invoeren. De hoogte hiervan is nog niet bekend. 

Verliesverrekening

Het kabinet wil verliesverrekening invoeren in het nieuwe stelsel. Dit voorkomt grote schommelingen in box 3-inkomen. Heeft een belastingplichtige in jaar 1 een rendement van € 3.000,- in box 3 en in jaar 2 een verlies van € 3.000,-? Dan mag de belastingplichtige verliesverrekening toepassen. Dit betekent dat de belastingplichtige zowel in jaar 1 als in jaar 2 geen belasting betaalt in box 3. 

Er geldt wel een gesloten boxenstelsel. Dit betekent dat de belastingplichtige een verlies in box 3 alleen kan verrekenen met inkomsten in box 3. Verlies in box 3 mag niet worden verrekend met inkomsten in andere boxen. 

Er geldt verder geen beperking in het aantal jaren dat de belastingplichtige verliezen mag verrekenen. Verliesverrekening is voor het eerst mogelijk in het jaar na de invoering van het nieuwe stelsel. 

Er geldt wel een drempel voor de verliesverrekening. 

Tarief 

Het kabinet wil een vlak belastingtarief gebruiken in het nieuwe stelsel. Het is nog niet bekend hoe hoog dit belastingtarief zal zijn. 

Onroerende zaken

Heeft een belastingplichtige één woning in box 3 vooral voor eigen gebruik? Dan geldt een fictief rendement over de WOZ-waarde van deze woning in het nieuwe stelsel. Deze woning is namelijk veelal voor eigen gebruik. Het fictief rendement is voor iedereen gelijk.

Heeft een belastingplichtige meer dan één woning in box 3? Dan geldt de vermogenswinstbelasting alleen over deze woningen. Één woning blijft in dit geval belast worden tegen een fictief rendement als deze woning vooral gebruikt wordt voor eigen gebruik. Verkoopt deze belastingplichtige één van deze woningen? Dan belast de Belastingdienst pas de waardeontwikkeling van deze verkochte woning. De directe inkomsten op onroerende zaken is huur. De indirecte inkomsten op onroerende zaken worden standaard belast volgens de vermogenswinstbelasting. De winst wordt bepaald door de verkoopprijs te verminderen met de aanschafprijs. Deze winst wordt nog wel gecorrigeerd met stortingen en onttrekkingen.

Heeft een belastingplichtige meer dan één woning in box 3? Dan mag de belastingplichtige kiezen op welke woning de belastingplichtige het fictief rendement toepast. De gekozen woning moet een WOZ-waarde hebben van minder dan € 1.200.000,-. De eigen woning (hoofdverblijf) blijft in box 1.

Verzekeringsproducten

Het kabinet wil dat verzekeringsproducten onder de vermogensaanwasbelasting vallen. Denk hierbij aan kapitaalverzekeringen en periodieke uitkeringen.  

  • Nettopensioen en nettolijfrente
    Nettopensioen en nettolijfrente zijn in het nieuwe stelsel ook vrijgesteld in box 3. Wel verandert de manier van heffen bij een onregelmatige handeling van een nettopensioen of nettolijfrente. Vindt er een onregelmatige handeling plaats? Dan wordt de vermogensaanwas over een bepaalde periode belast in plaats van de waarde van de aanspraak. 
  • Zuivere overlijdensrisicoverzekeringen
    Het kabinet wil zuivere overlijdensrisicoverzekeringen volledig vrijstellen in het nieuwe stelsel. Deze verzekeringen worden meestal niet afgesloten om vermogen op te bouwen. Ze zijn vooral bedoeld om de kosten van de uitvaart, een hypothecaire geldlening of andere onvoorziene kosten op te vangen. 
  • Afschaffen overgangsrecht oude kapitaalverzekeringen
    Het kabinet wil het overgangsrecht voor verzekeringsproducten die op 14 september 1999 al bestonden afschaffen. Er komt een toetsmoment bij de invoering van het nieuwe stelsel. Dit is 1 januari 2027. Op dit toetsmoment beoordeelt de Belastingdienst of de kapitaalverzekering tot een vrijgestelde uitkering leidt of niet. Verzekeraars zullen de verschuldigde belasting vooral via loonheffingen inhouden. De bezittingsvrijstelling van deze kapitaalverzekeringen verandert niet en blijft € 124.428,- per fiscaal partner. Deze vrijstelling eindigt op 14 september 2029. Daarna geldt de normale vrijstelling in box 3. Onderdeel van het overgangsrecht was de imputatieregeling. Deze imputatieregeling vervalt in het nieuwe stelsel.  

Vorderingen en schulden 

Vorderingen en schulden zullen in het nieuwe stelsel op dezelfde manier worden behandeld als in het huidige stelsel. De hoofdregel blijft dat de vordering en de schuld worden gewaardeerd tegen de waarde in het economisch verkeer. Hierop geldt één uitzondering: Is er sprake van een geldleningsovereenkomst tussen natuurlijke personen, zoals bijvoorbeeld een lening van een ouder aan een kind voor de eigen woning? Dan worden de vordering en de schuld gewaardeerd tegen de nominale waarde. Dit is namelijk eenvoudiger voor de ouder en het kind.

Het kabinet wil een kwijtscheldingsvoordeelvrijstelling invoeren. Heeft een belastingplichtige inkomen doordat zijn schuld is kwijtgescholden? Dan zorgt deze vrijstelling ervoor dat hij hierover geen belasting betaalt in box 3.  

Heffingskortingen

Algemene heffingskorting

De afbouw van de algemene heffingskorting (AHK) wordt ook afhankelijk van het inkomen in box 2 en box 3 vanaf 1 januari 2024. Hierdoor zal de AHK sneller afbouwen voor personen met inkomen in box 2 en box 3.  

De maximale AHK wordt verhoogd met € 304,- in 2024.  

Het volgende geldt voor de AHK in 2024:  

Maximale AHK  3.374,- 
Afbouwpunt AHK 24.904,- 
Percentage afbouw AHK  6,652%  

Arbeidskorting

De maximale arbeidskorting wordt verhoogd met € 501,- in 2024.   

Het volgende geldt voor de arbeidskorting in 2024:  

Maximale arbeidskorting   5.553,- 
Afbouwpunt arbeidskorting  39.898,- 
Percentage afbouw arbeidskorting   6,51%  

De arbeidskorting wordt verhoogd voor de lage en middeninkomens. 

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is niet meer aan te vragen bij kinderen geboren vanaf 1 januari 2025. Vanaf 1 januari 2037 is de IACK dan volledig afgeschaft. De kinderopvangtoeslag wordt namelijk aangepast, waardoor het doel van de IACK niet meer geldt.  

De maximale IACK wordt verhoogd met € 267,- in 2024.  

Het volgende geldt voor de IACK in 2024:  

Maximale IACK   2.961,- 
Afbouwpunt IACK  6.096,- 
Percentage opbouw IACK   11,45%  

Ouderenkorting

De maximale ouderenkorting wordt verhoogd met € 182,- in 2024.   

Het volgende geldt voor de ouderenkorting in 2024:  

Maximale ouderenkorting   € 2.017,- 
Afbouwpunt ouderenkorting  € 44.936,- 
Percentage afbouw ouderenkorting   15%  

Wijziging Algemene nabestaandenwet en Participatiewet

Voor de berekening van de bijstand wordt gekeken naar een bepaald minimumloon. Bij dit minimumloon wordt rekening gehouden met een dubbele algemene heffingskorting (AHK). Deze dubbele AHK wordt afgebouwd naar eenmaal AHK voor de berekening van de bijstand. Deze afbouw wordt bevroren vanaf 1 januari 2024 op het niveau van 1 juli 2023. De afbouw gaat weer verder met 2,5% per halfjaar vanaf 1 januari 2025. De dubbele AHK in de bijstand zal door deze maatregel volledig zijn afgebouwd vanaf 1 januari 2036 in plaats van vanaf 1 januari 2035. 

In 1 januari 2024 en 1 juli 2024 bedraagt het uitgangspunt 1,575 maal de AHK. Door het bevriezen van de AHK in de bijstand zullen de uitkeringen hoger zijn vanaf 1 januari 2024. 

Wijzigingen IACK

Co-ouderschapsregeling

De co-ouderschapsregeling voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wordt in de wet opgenomen. Hebben ouders de zorg voor een kind gedurende het kalenderjaar gelijk verdeeld? Dan kunnen beide ouders recht hebben op de IACK. Het kind moet wel minstens 6 maanden op hetzelfde woonadres als de ouder staan ingeschreven. Binnen het kalenderjaar moet het kind ten minste 156 dagen bij elke ouder verblijven. De wijziging gaat in vanaf 1 januari 2024. 

Vanaf 1 januari 2025 beoordeelt de Belastingdienst of de belastingplichtige recht heeft op de IACK. Het kind hoeft dan niet meer minstens 6 maanden ingeschreven te staan op hetzelfde woonadres als de ouder. Deze wijziging geldt voor ouders van kinderen die geboren zijn voor 1 januari 2025. Zij kunnen vanaf dat moment nog recht hebben op de IACK. Voor ouders van kinderen die geboren zijn vanaf 1 januari 2025 wordt de IACK uitgefaseerd. 

De Belastingdienst beoordeelt of de belastingplichtige en het kind ten minste 6 maanden tot hetzelfde huishouden behoren. Wonen belastingplichtigen op hetzelfde woonadres, maar zijn zij geen fiscaal partner? Dan worden zij door de Belastingdienst gelijkgesteld met een partner. Zo voorkomt de Belastingdienst dat beide belastingplichtigen recht hebben op de IACK. 

Overige onderwerpen

Niets missen rondom jouw vakbekwaamheid?

Meld je dan aan voor onze Vakbekwaamheidsupdate